Carlo Jadnanansing
In het zojuist verschenen SJB 2023 no. 3 heeft prof.dr. G. van der Burght (de auteur) een belangwekkend artikel geschreven: DE POSITIE VAN DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT IN HET VOORSTEL NIEUW SURINAAMSE ERFRECHT.
In het onderstaande artikel wordt door de samensteller (CJ) een samenvatting gegeven met enig commentaar.
In het erfrecht onderscheidt men versterferfrecht en testamentair erfrecht. Dit laatste regelt de vererving indien de erflater bij testament regelingen maakt m.b.t. het vererven van zijn nalatenschap. Het versterferfrecht geldt indien de erflater geen testament heeft gemaakt.
De langstlevende echtgenoot
Aangezien de langstlevende recht heeft op een kindsdeel moet deze de nalatenschap delen met de kinderen van de erflater. In het huidige erfrecht kunnen de kinderen hun aandeel opeisen. Dit kan ertoe leiden dat de echtelijke woning moet worden verkocht om de kinderen hun aandeel uit te keren.
De boedelscheiding kan dus een aanzienlijke achteruitgang van de leefomstandigheden van de langstlevende tot gevolg hebben. Ons huidige Burgerlijk Wetboek geeft de mogelijkheid van een zgn. ouderlijke boedelverdeling (OBV) waarbij aan de langstlevende alle bezittingen worden toebedeeld onder de verplichting alle schulden te betalen. De kinderen krijgen in principe pas hun aandeel wanneer de langstlevende is overleden.
De samensteller wijst erop dat anders dan in Nederland vóór de invoering van het nieuwe B.W., door het Surinaamse notariaat spaarzaam gebruikgemaakt is van de OBV. De reden hiervoor is niet geheel duidelijk, maar ik denk dat bij vele Surinaamse notarissen de vrees bestond dat de kinderen met een beroep op hun legitieme portie de OBV zouden kunnen aantasten.
Dit terwijl de Hoge Raad reeds in 1945 heeft beslist dat de langstlevende recht heeft op verzorging ook na het overlijden van de eerststervende. Deze verzorgingsverplichting gaat boven het recht van de kinderen op een zgn. legitieme portie. De OBV was vóór de invoering van het nieuwe B.W. in Nederland de meest voorkomende testamentsvorm. Gesteld mag worden dat de wettelijke verdeling veel overeenkomst vertoont met de OBV.
Geen OBV en geen legitieme in het nieuw Burgerlijk Wetboek
De auteur doet een mededeling die voor vele (notariële) juristen verrassend zal zijn, namelijk dat het wetsvoorstel een gesloten systeem van uiterste wilsbeschikkingen kent. Dit betekent dat alleen testamentsvormen die een wettelijke basis hebben, geoorloofd zijn (CJ). In het wetsvoorstel is er geen plaats ingeruimd voor de OBV. Ook hebben de kinderen geen recht meer op een legitieme portie.
De nieuwe wettelijke regeling
Het wetsvoorstel bevat in het versterfrecht een nieuwe regeling van de positie van de langstlevende echtgenoot. In de Memorie van Toelichting staat vermeld:
Sinds lang bestaat de overtuiging dat de positie van de langstlevende echtgenoot (nu alleen erfgenaam voor een kindsdeel) verbetering behoeft.
De auteur benadrukt dat het gaat om regelend of aanvullend recht, dus de erflater kan bij testament het opzij zetten dan wel op tal van wijzen modelleren.
In het wetsontwerp wordt de versterking van de positie van de langstlevende echtgenoot beperkt in die zin dat de wettelijke regeling slechts geldt wanneer de erflater alleen kinderen nalaat die allen tevens kinderen zijn van de langstlevende echtgenoot.
De wettelijke verdeling verstevigt de positie van de langstlevende: deze wordt de enige gerechtigde van alle vermogensbestanddelen. De kinderen verkrijgen een vordering in geld op de langstlevende die pas opeisbaar is bij het overlijden van de langstlevende. Door de wettelijke verdeling is de laatstgenoemde verlost van inmenging van de kinderen, maar is wel verplicht alle nalatenschapsschulden te voldoen.
De langstlevende heeft het recht binnen 9 maanden na het overlijden van de erflater de verdeling ongedaan te maken. Verlenging van de termijn is mogelijk door de kantonrechter.
Het stiefoudergevaar
Door het aangaan van een nieuw huwelijk ontstaat het risico dat de nalatenschapsgoederen van de eerst overleden ouder mede gaan toekomen aan de nieuwe echtgenoot. Om die reden heeft het wetsontwerp de zgn. wilsrechten geschapen. De kinderen kunnen deze rechten uitoefenen, zodra de langstlevende aangifte gedaan heeft van het voorgenomen huwelijk.
De bedoeling van de wilsrechten is te voorkomen dat de positie van de kinderen verslechtert bij een nieuw huwelijk van de langstlevende (CJ).
Wanneer geen wettelijke verdeling
De auteur wijst erop dat het wetsvoorstel vooral gericht lijkt te zijn op de situatie waarin de erflater met kinderen uit een eerdere relatie is hertrouwd. Hierdoor zijn bij zijn overlijden niet gemeenschappelijke kinderen aanwezig samen met een stiefouder. Hij wijst er verder op dat er tal van andere oorzaken kunnen zijn van de aanwezigheid van niet gemeenschappelijke kinderen, bijv. dat de erflater voor zijn eerste huwelijk reeds kinderen had erkend.
Dit komt in Suriname heel vaak voor (CJ).
Aanwezigheid van niet gemeenschappelijke kinderen leidt er dan toe dat de wettelijke verdeling niet van toepassing is met als gevolg dat de voor de langstlevende beoogde versterking van de erfrechtelijke positie komt te ontvallen.
Conclusie
Volgens de auteur bestaat er geen redelijke grond de positie van langstlevende echtgenoot afhankelijk te stellen van het al dan niet aanwezig zijn van erflaters kinderen die buiten het huwelijk geboren zijn. Hij pleit voor toepassing van de wettelijke verdeling voor de langstlevende in alle gevallen.
De samensteller kan meegaan met de argumentatie van de auteur en stelt voor dat DNA hier diepgaand kennis van neemt. In de praktijk wordt vaak gezegd dat de beperkingen in het ontwerp erfrecht bedoeld zijn om de kinderen van de erflater te beschermen tegen ‘golddiggers’. Hiermee worden jeugdige echtgenoten bedoeld die vaak jonger zijn dan de kinderen van de erflater.
Het lijkt echter vaker voor te komen dat de langstlevende hertrouwt met iemand van min of meer gelijke leeftijd die de zorg van de huishouding op zich neemt tot het overlijden van de langstlevende. Bovendien heeft de langstlevende het recht bij testament af te wijken van de wettelijke verdeling en daarmee te voorkomen dat een echtgenote die jaagt op het goud haar onethische voornemens kan verzilveren!
Mijn mening is daarom dat het voorstel van de auteur door DNA moet worden aangenomen, aangezien de beoogde versterking van de positie van de langstlevende prevaleert boven de geuite bezwaren.
Lang leve de langstlevende!