Na 49 jaar onafhankelijkheid uiten burgers van Suriname openlijk hun ontevredenheid over de nationale ontwikkeling, of het ontbreken daarvan. Volgens Ricardo G., een politiek analist, lijdt het land onder een fundamenteel probleem: het ontbreken van een duidelijke politieke ideologie.
De langdurige betrokkenheid bij de bauxietindustrie heeft weliswaar ontwikkelde landen ten goede gekomen, maar heeft Suriname achtergelaten met weinig anders dan wat overblijft. Een elitegroep heeft de controle over deze middelen stevig in handen, terwijl het grote publiek het nakijken heeft. Deze trend volgt een sterk rechtse ideologie, die ertoe heeft geleid dat veel burgers in armoede leven en gedwongen zijn tot emigratie.
Volgens Ricardo heeft deze benadering niets te maken met nationalisme of een liefde voor het land; het draait allemaal om de richting waarin middelen worden gekanaliseerd – of dat nu ten gunste is van de natie of de elite. Tot op de dag van vandaag volgen alle regeringen dit patroon, zonder zichtbare verandering of verbetering ten opzichte van de voorgaande 49 jaar.
Suriname heeft, afgezien van de inkomsten, weinig zelf ontwikkeld. De uitzonderingen op deze regel, zoals de twee bruggen gebouwd onder het bewind van Jules Wijdenbosch, worden overschaduwd door een algemene trend van stagnering, voortvloeiend uit ontwikkelingsverdragen. Deze stagnatie heeft geleid tot een situatie waarin het volk, door gebrek aan ontwikkeling, niet beter weet en geneigd is steeds weer dezelfde fouten te maken, terwijl het toch verandering verwacht.
De analyse van Ricardo G. werpt een scherp licht op de complexe uitdagingen waar Suriname mee te maken heeft. Als er na bijna een halve eeuw onafhankelijkheid weinig vooruitgang is geboekt, rijst de vraag wat er nodig is om een nieuwe richting in te slaan. De hoop op verandering en verbetering blijft, maar er is een dringende behoefte aan een diepgaande heroverweging van de politieke en economische strategieën van het land.