In een recent juridisch geschil dat opnieuw de schijnwerpers richt op de omgang met grondeigendommen door de staat, heeft een rechterlijke uitspraak in Nickerie voor opschudding gezorgd. Een stuk stalweide van 198 hectare, oorspronkelijk bedoeld voor lokale boeren die naast rijst ook vee houden, is in handen gevallen van de stichting rijst industrie van Lekram Radjie, een private entiteit. Dit is gebeurd nadat het ministerie van Grondbeleid, Bosbeheer en Bosbouw (GBB) het terrein aan deze stichting had uitgegeven.
De conflicterende toewijzing heeft geleid tot een juridisch gevecht, waarbij de lokale boeren het nakijken hebben. Ondanks hun oproep tot intrekking van de uitgifte, heeft de rechter in het voordeel van Stichting Radjie rijstindustrie beslist, die reeds beheersdaden heeft uitgevoerd. Opvallend is dat de staatsadvocaat geen hoger beroep heeft ingesteld.
President Chan Santokhi heeft aangegeven dat de kwestie opnieuw bekeken wordt, met een sterke suggestie dat het terrein terug moet naar de staat. Dit incident staat niet op zichzelf, maar is onderdeel van een reeks controverses omtrent grondeigendommen die het vertrouwen in de overheid ondermijnt. Van het Sabaku project tot aan het Kronenburg schandaal, de regering lijkt verstrikt in herhaalde incidenten van dubieuze grondtransacties.
Het is niet voor het eerst dat staateigendommen onttrokken zijn geworden. Tijdens de regering-Wijdenbosch werd al 480 hectare van de stalweide aan derden vervreemd, en onder de regering Bouterse vonden schandalen van vervreemding van SML aan de Sama Group plaats. Alle regeringen sinds de onafhankelijkheid hebben te maken gehad met schandalen rondom gronden, en geen enkele regering is er ooit in geslaagd deze weer in de boezem van de staat terug te halen. Het lijkt de politici niet te storen, omdat deze niet van hen persoonlijk zijn, en alles wat van de staat is, lijkt zonder consequenties “ontvreemd” te kunnen worden.
Deze houding van politici, evenals de politieke verbindingen met het “kapitaal,” zorgen ervoor dat alles in de welbekende “doofpot” belandt of tegen de “blinde muur” oploopt.
Deze situaties leiden tot een gevoel van machteloosheid, wat demotiverend werkt voor diegenen die vooruitstrevend willen zijn. Ze zien dat anderen door manipulatie en zonder inspanning hun kapitaal kunnen vergroten. Deze situatie illustreert ook de dringende behoefte aan transparantie en verantwoording binnen de Surinaamse overheid, een behoefte die tot op heden niet lijkt te zijn vervuld. Corruptie, een voortdurend kwaad binnen dergelijke transacties, ondermijnt de integriteit van het openbaar bestuur en schaadt de bevolking die zij dient.
Het is van essentieel belang dat het Openbaar Ministerie ingeschakeld wordt voor een grondig onderzoek naar mogelijk kwaadwillende praktijken. Tevens dienen maatregelen te worden getroffen om herhaling te voorkomen en de integriteit van de staat te herstellen. Zolang politieke invloeden en kapitaalbelangen de overhand hebben op het algemeen belang, blijft de “blinde muur” van corruptie bestaan, waardoor de noodzakelijke vooruitgang in het land wordt geremd.