De 40 jarige V.D. deed 7 maart aangifte van vernieling van haar auto tegen de 39 jarige C.S. Volgens verklaring van V.D. zat zij de dag daarvoor in het voertuig van M.D., die zij pas had leren kennen. Haar voertuig had zij naast het voertuig van M.D. geparkeerd. Tijdens het gesprek kreeg M.D. een telefoontje.
Zij hoorde daarbij via de telefoon een vrouw tekeer gaan. Kort na het gesprek zag zij een vrouw voor het voertuig van M.D. staan. M.D. gaf haar door dat zij even weg zouden rijden, omdat de vrouw die voor zijn auto stond gek zou zijn.
Na een aantal uren gereden te hebben vroeg zij weer aan M.D. wie de vrouw was, echter weigerde hij antwoord daarop te geven. Zij concludeerde dat het vermoedelijk moest gaan om zijn vrouw.
Omdat zij geen problemen wilde veroorzaken, vroeg zij aan M.D. om haar bij een taxibedrijf af te zetten. Hierna haalde zij haar zusje op om samen haar auto op te halen. De volgende ochtend constateerde D.V. dat op het linker portier van haar auto, vermoedelijk met een scherp voorwerp, ‘Hoer’ was geschreven.
Na speurwerk van de politie Geyersvlijt werd de 39 jarige C.S. opgespoord en aangehouden. Bij haar voorgeleiding gaf zij toe een en ander in een moment van opwelling te hebben gepleegd.
Na overleg met het Openbaar Ministerie werd C.S., na de schade te hebben vergoed, heengezonden.