In de nacht van zaterdag 30 maart op zondag 31 maart zijn alle klokken in de Europese Unie (EU), en dus ook in Nederland, één uur vooruit ingesteld, dus om 02:00 naar 03:00 uur. Hierdoor wordt het tijdsverschil met Suriname weer vijf uur.
De zomertijd werd officieel in 1977 in Nederland ingevoerd. In 1996 is de zomertijd ook een afspraak van de Europese Unie geworden. Men is ermee begonnen zodat het daglicht beter overeenkomt met de periode waarin de meeste mensen overdag wakker zijn. Daarbij was ook bedacht dat ermee kon worden bezuinigd op verlichting.
De zomer- en wintertijd zijn al lang een punt van discussie. In 2018 stelde de Europese Commissie voor om te stoppen met het verzetten van de klok, maar dat voorstel is er (nog) niet doorheen gekomen.
Ondertussen mogen de EU-lidstaten zelf bepalen of ze het de zomer- en wintertijd willen afschaffen en welke tijd ze als standaardtijd willen hanteren. Doordat dit tot onlogische tijdsverschillen in Europa kan leiden, verzetten veel landen nog altijd ieder halfjaar de klok.
Ongeveer zeventig landen in de wereld verzetten halfjaarlijks de klok. Daar valt heel Europa onder, behalve Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, IJsland, Rusland, Turkije en Wit-Rusland.
Ook zijn er landen, bijvoorbeeld Australië en de Verenigde Staten, die in sommige delen van het land de tijd verzetten. Niet ieder deel van het land doet dus mee, wat weer voor tijdsverschil binnen het land zorgt.