De ontwikkelingen binnen de Caricom zijn op een hoger plan komen te liggen dankzij landen als Barbados die een duidelijk standpunt innemen tegen de Trans-Atlantische slavenhandel. Suriname heeft een mildere houding en refereert nauwelijks aan het tienpuntenplan van de Caricom. Op 25 maart is de Internationale Dag ter Herdenking van de Slachtoffers van de Slavernij en de Trans-Atlantische Slavenhandel. De Trans-Atlantische handel in tot slaaf gemaakte Afrikanen blijft een van de meest gruwelijke en traumatiserende tijdperken in de menselijke geschiedenis.
Bij de sombere gelegenheid van de Internationale Dag van de Herdenking van de Slachtoffers van de Slavernij en de Trans-Atlantische Slavenhandel door de VN. erkennen wij de aanhoudende en systemische uitdagingen waarmee mensen van Afrikaanse afkomst worden geconfronteerd. Wij bevestigen opnieuw onze inzet om in partnerschap met de internationale gemeenschap samen te werken om actie te bevorderen tegen anti-zwart racisme, discriminatie en vreemdelingenhaat hier thuis en over de hele wereld. Raciale ongelijkheid, discriminerende praktijken, raciaal onrecht en vele andere hedendaagse mondiale uitdagingen zijn terug te voeren op historische wreedheden, waaronder de Trans-Atlantische handel in tot slaaf gemaakte Afrikanen, de uitbuitende koloniale overheersing op het Afrikaanse continent en de brutale ontmenselijking van Afrikanen en hun nakomelingen door de eeuwen heen.
Systemische belemmeringen voor gelijke toegang tot onderwijs, gezondheidszorg, werkgelegenheid en politieke en maatschappelijke participatie en vertegenwoordiging blijven de wijdverbreide economische en sociale ongelijkheid over de hele wereld veroorzaken.
Dat is niet anders in Suriname en de reparatie moet daarop zijn gericht. Maar, ondanks deze aanhoudende ontberingen hebben mensen van Afrikaanse afkomst een onmetelijke bijdrage geleverd aan de vorming van de Verenigde Staten en landen op het westelijk halfrond en over de hele wereld. De Verenigde Staten zal zich blijven inzetten om ervoor te zorgen dat de mensenrechten van alle mensen worden gerespecteerd en beschermd.
De dag eert en herdenkt degenen die hebben geleden en zijn gestorven als gevolg van de Trans-Atlantische slavenhandel, die wel ‘de ergste schending van de mensenrechten in de geschiedenis’ wordt genoemd, waarin in de afgelopen 400 jaar meer dan 15 miljoen mannen, vrouwen en kinderen het slachtoffer waren.
Afrikaanse staten speelden een sleutelrol in de slavenhandel, en slavernij was een gangbare praktijk onder Afrikanen ten zuiden van de Sahara, zelfs vóór de betrokkenheid van de Arabieren, Berbers en Europeanen. Er waren drie soorten: degenen die tot slaaf werden gemaakt door verovering, in plaats van onbetaalde schulden, of degenen wier ouders ze als eigendom aan stamhoofden gaven. Stamhoofden ruilden hun slaven aan Arabische, Berberse, Ottomaanse of Europese kopers voor rum, specerijen, stoffen of andere goederen. Het verkopen van gevangenen was in die tijd een gangbare praktijk onder Afrikanen, Turken, Berbers en Arabieren. Naarmate de vraag naar de Atlantische slavenhandel echter toenam, breidden de lokale systemen die voornamelijk contractarbeid verzorgden zich uit. De Europese slavenhandel was als gevolg daarvan de meest cruciale verandering in de sociale, economische, culturele, spirituele, religieuze en politieke dynamiek van het concept van de handel in slaven.
Het ondermijnde uiteindelijk de lokale economieën en de politieke stabiliteit, omdat de vitale arbeidskrachten van de dorpen naar het buitenland werden verscheept toen slavenaanvallen en burgeroorlogen gemeengoed werden. Misdaden die voorheen op een andere manier bestraft konden worden, werden bestraft met slavernij.
Slavernij bestond al in het koninkrijk Kongo vóór de komst van de Portugezen. Omdat het binnen zijn koninkrijk was gevestigd, was Afonso I van Kongo van mening dat de slavenhandel onderworpen moest zijn aan de Kongo-wet. Toen hij de Portugezen ervan verdacht illegaal slaven te ontvangen om te verkopen, schreef hij in 1526 brieven aan koning João III van Portugal waarin hij hem smeekte een einde te maken aan de praktijk.
De koningen van Dahomey verkochten hun krijgsgevangenen aan Trans-Atlantische slavernij, die anders misschien zouden zijn vermoord tijdens een ceremonie die bekend staat als de jaarlijkse douane. Als een van de belangrijkste slavenstaten van West-Afrika werd Dahomey buitengewoon impopulair bij naburige volkeren. Net als het Bambara-rijk in het oosten waren de Khasso-koninkrijken voor hun economie sterk afhankelijk van de slavenhandel.
De status van een gezin werd aangegeven door het aantal slaven dat het bezat, wat leidde tot oorlogen met als enig doel meer gevangenen te nemen. Deze handel bracht de Khasso in toenemende mate in contact met de Europese nederzettingen aan de westkust van Afrika, met name de Franse. Benin werd in de 16e en 17e eeuw steeds rijker dankzij de slavenhandel met Europa; slaven uit vijandige binnenlanden werden verkocht en in Nederlandse en Portugese schepen naar Amerika vervoerd. De Bocht van de kust van Benin werd al snel bekend als de “Slavenkust”.
De slachtoffers van de slavenhandel zitten in de landen waar de slavernij in praktijk werd gebracht zoals Suriname. De reparatie moet in deze landen plaatsvinden. In het geheel is de rol van de Afrikaanse staten die slaven verkochten niet opgenomen. Die staten hebben niet stand gehouden of zijn ze er niet welvarend geworden van de slavenhandel. Er wordt ook beweerd dat deze Afrikaanse naties geen keuze hadden dan mee te werken aan de slavenhandel.
Suriname moet zich aansluiten bij de Caribische stem en op basis daarvan de ontwikkelingssamenwerking inrichten. Suriname heeft een achterstand in ontwikkeling door de slavernij en deze achterstand zal niet met normale middelen tot het verleden behoren.