Bijna een halve eeuw na het verkrijgen van de onafhankelijkheid kampt Suriname nog steeds met een prangend huizenprobleem voor zijn burgers. Ondanks diverse pogingen is het de opeenvolgende regeringen niet gelukt om met eigen begrotingsmiddelen een oplossing te vinden voor de toenemende woningnood. Financiële bijdragen van voornamelijk China en Nederland hebben enigszins geholpen, maar zijn niet toereikend gebleken om het tij te keren.
De politieke wil ontbreekt deels omdat politici en vastgoedontwikkelaars hun persoonlijke belangen laten prevaleren boven die van de bevolking. Dit knelpunt, in combinatie met een gebrek aan effectieve strategieën, maakt dat veel Surinamers geen betaalbare woonruimte kunnen vinden. De vastgoedmarkt, waarbij huren voor een eenvoudige woning al snel tussen de 150 en 200 dollar kost, sluit een groot deel van de bevolking uit van betaalbare huisvesting.
De vastgoedprijzen variëren sterk, met een basis planken huisje dat al begint bij 2.000 SRD, terwijl de huurprijzen voor appartementen en huizen in betere wijken de 500 dollar overstijgen. De huizenmarkt kent ook een exclusief segment met maandhuren van 2.000 tot 2.500 dollar, gericht op ambassades en multinationale ondernemingen, wat het enorme verschil in woonstandaard binnen de Surinaamse maatschappij benadrukt.
Hoewel politieke beloftes en internationale steun het onderwerp regelmatig op de agenda hebben geplaatst, blijkt de realisatie van betaalbare en kwalitatieve huisvesting voor iedere Surinamer nog steeds een uitdagende doelstelling.
De woningcrisis in het land vraagt om innovatieve oplossingen en een hernieuwde inzet van zowel de nationale overheid als internationale partners om eindelijk een doorbraak te forceren in dit decennialange probleem.