Terwijl de moslims wereldwijd in de heilige maand Ramadan zitten, wordt toevallig dit jaar op 15 maart de Internationale Dag tegen Islamofobie herdacht. Deze dag is special uitgeroepen door de Verenigde Naties om haat tegen de Islam tegen te gaan.
In Suriname is de term islamofobie niet zo bekend en de samenleving is niet op de hoogte van dit fenomeen. Maar moslimhaat komt ook voor in Suriname. Van oudsher heeft de moslimhaat zijn oorsprong in het koloniaal verleden en is het niet afkomstig van de koloniale heerser, maar komt het door de hindoe-moslim-verhoudingen die terug te herleiden zijn naar de geschiedenis van India. Moslimheersers hebben over een periode van 800 jaar over India geheerst en dat ging gepaard met spanningen, soms ook geweld. Die spanningen zijn meegenomen naar Suriname en leven door tot op de dag van heden.
De moderne vormen van islamofobie die hun oorsprong vinden in ‘9-11’ komen niet voor in Suriname. Maar er wordt heel vaak naar moslim-ministers (BiZa en OW) op social media, zoals op Culturu TV, verwezen als Taliban-ministers. Die verwijzing is dan in een negatief verband en niet in een positief verband. Veel regeringen hebben stappen ondernomen om islamofobie te bestrijden door wetgeving tegen haatmisdrijven in te voeren. Ze hebben ook maatregelen getroffen om haatmisdrijven te voorkomen en te vervolgen. Ook hebben ze publieke bewustmakingscampagnes over moslims en de islam ingevoerd, bedoeld om negatieve mythen en misvattingen te verdrijven.
De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft een resolutie aangenomen, gesteund door zestig lidstaten van de Organisatie voor Islamitische Samenwerking (OIC), waarin 15 maart is uitgeroepen tot Internationale Dag ter Bestrijding van Islamofobie. Het document benadrukt dat terrorisme en gewelddadig extremisme niet geassocieerd kunnen en mogen worden met welke religie, nationaliteit, beschaving of etnische groep dan ook. De resolutie roept op tot een mondiale dialoog over de bevordering van een cultuur van tolerantie en vrede, gebaseerd op respect voor de mensenrechten en voor de diversiteit van religies en overtuigingen.
Islamofobie is een angst, vooroordeel en haat jegens moslims die leidt tot provocatie, vijandigheid en intolerantie door middel van bedreiging, intimidatie, misbruik, ophitsing en intimidatie van moslims en niet-moslims, zowel in de online als offline wereld. Islamofobie richt het zich op de symbolen en kenmerken van het moslim-zijn. Dan denken we aan het gebedshuizen van de moslims die worden vernietigd in India en in Palestina, maar ook aan de Koran en het dragen van een baard. Deze definitie benadrukt het verband tussen institutionele niveaus van islamofobie en uitingen van dergelijke attitudes, veroorzaakt door de zichtbaarheid van de waargenomen moslimidentiteit van het slachtoffer. Deze benadering interpreteert islamofobie ook als een vorm van racisme, waarbij de islamitische religie, traditie en cultuur worden gezien als een ‘bedreiging’ voor de westerse waarden.
We zien in westerse landen een opkomst van politieke partijen die drijven op de islamofobie, om de identiteit van hun landen te beschermen. Ook Nederland behoort tot die landen.
Sommige deskundigen geven de voorkeur aan het etiket ‘anti-moslimhaat’, uit angst dat de term ‘islamofobie’ alle kritiek op de islam dreigt te veroordelen en daardoor de vrijheid van meningsuiting zou kunnen ondermijnen. Maar de internationale mensenrechtenwetgeving beschermt individuen, niet religies. En islamofobie kan ook niet-moslims treffen, op basis van percepties van nationaliteit, ras of etnische achtergrond.
VN-secretaris-generaal António Guterres heeft herhaaldelijk de aanhoudende daden van anti-moslimhaat en onverdraagzaamheid over de hele wereld veroordeeld, en bij verschillende gelegenheden gewaarschuwd dat deze zorgwekkende trend niet alleen moslims treft, maar ook joden, christelijke minderheidsgemeenschappen en anderen.
In zijn boodschap voor de Internationale Dag ter Bestrijding van Islamofobie waarschuwt Guterres dat moslims te maken krijgen met institutionele discriminatie, barrières en schendingen van hun mensenrechten en waardigheid. “Verdeeldheid zaaiende retoriek en verkeerde voorstelling van zaken stigmatiseren gemeenschappen. Online haatzaaiende uitlatingen voeden het echte geweld”, voegde hij eraan toe. De secretaris-generaal roept op tot een krachtig standpunt tegen alle vormen van onverdraagzaamheid en dringt er bij zowel leiders als individuen op aan om opruiende discours te veroordelen, de religieuze vrijheid te beschermen en wederzijds respect en begrip te bevorderen, terwijl digitale platforms een standpunt moeten innemen tegen haatdragende inhoud en gebruikers moeten beschermen tegen intimidatie. .
De VN uitte ook haar alarm over de toename van de mondiale haat, waaronder antisemitisme en islamofobie, sinds het begin van de Israëlische militaire operatie in Gaza (7 oktober) als reactie op de aanval op Israël door Palestijnse gewapende groepen. De VN veroordeelde krachtig de sterke stijging van het aantal gevallen van haatzaaiende uitlatingen, geweld en discriminatie, zowel online als offline. Staten hebben de verantwoordelijkheid om elke haat die gebaseerd is op religie of overtuiging aan te pakken op een manier die in overeenstemming is met de mensenrechten. Dit memoreert de speciale VN-rapporteur voor de vrijheid van religie of overtuiging, in haar laatste rapport over haat op basis van religie of overtuiging.
De deskundige benadrukt dat het bepleiten van religieuze haat die leidt tot discriminatie, vijandigheid of geweld bij wet verboden moet worden.
Uit een rapport van de voormalige speciale VN-rapporteur voor de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, blijkt dat achterdocht, discriminatie en regelrechte haat jegens moslims tot ‘epidemische proporties’ zijn gestegen na de terroristische aanslagen van 11 september 2001 en andere gruwelijke terroristische daden, uitgevoerd in naam van de islam. In Suriname moeten we ook over dit onderwerp praten en preventief optreden zodat het fenomeen dat sinds de immigratieperiode in Suriname voorkomt, wordt teruggedrongen en niet wordt verspreid.