Lloyd, een schim in de schaduwen van de samenleving, had zijn toevlucht gezocht op een plek die de meesten slechts met aarzeling zouden betreden, een oude, vergeten begraafplaats aan de rand van de stad. Hij had hier, tussen de verweerde grafstenen en onder het wakend oog van verloren zielen, een schuilplaats gevonden. Maar deze rustplaats voor de doden bood Lloyd allesbehalve rust.
Elke nacht, als de duisternis zijn diepste punt bereikte, begonnen de fluisteringen. Zachte, bijna onhoorbare stemmen die door de kille lucht dansten, hun woorden ongrijpbaar als de mist die zich rond de graven wikkelde. Lloyd probeerde zichzelf wijs te maken dat het slechts de wind was, die speelde met de bladeren van de verouderde bomen die als stille wachters over de begraafplaats stonden. Maar in zijn hart wist hij dat deze stemmen toebehoorden aan degenen die hier hun laatste rustplaats hadden gevonden.
Op een nacht, terwijl een onheilspellende maan de hemel verlichtte, werd Lloyd gewekt door een geluid dat hem de adem benam. Het was geen fluistering deze keer, maar een duidelijke, smekende stem die zijn naam riep: “Lloyd…” Het klonk zo dichtbij dat hij zich snel omdraaide, verwachtend iemand aan te treffen. Maar er was niemand te zien, behalve de graven die in het zilveren maanlicht baden.
De dagen die volgden, werden de stemmen sterker, dringender. Ze spraken over geheimen die diep onder de oppervlakte van de aarde verborgen lagen en over onopgeloste mysteries die smeekten om ontdekt te worden. Lloyd voelde hoe de grens tussen de levenden en de doden vervaagde, hoe de begraafplaats hem langzaam opslokte in zijn eeuwenoude verhalen.
Op een nacht werd Lloyd gedreven door angst en nieuwsgierigheid om de stemmen te volgen. Gewapend met niets meer dan een oude zaklamp, begon hij zijn tocht tussen de graven, zijn hart bonzend in zijn keel. De stemmen leidden hem naar een vergeten deel van de begraafplaats, waar een eenzaam graf zich onderscheidde van de rest. “Hier”, zo fluisterden de stemmen, lag de sleutel tot een mysterie dat de loop van de tijd had getrotseerd.
Terwijl Lloyd begon te graven, voelde hij hoe de nacht om hem heen dichter werd, de fluisteringen steeds luider werden, totdat ze een oorverdovend crescendo van stemmen bereikten. En toen zijn schep de houten kist raakte, wist hij dat hij op het punt stond een geheim te onthullen dat beter verborgen had kunnen blijven.
De onthulling van die nacht zou het leven van de dakloze Lloyd voor altijd veranderen en hem binden aan de begraafplaats met een band sterker dan de dood zelf. Sommige geheimen, eenmaal onthuld, laten hun ontdekkers nooit meer los. En Lloyd had ontdekt dat de ware angst van een begraafplaats niet ligt in de doden die er rusten, maar in de verhalen die ze met zich meedragen.