Suriname zit op een heel moeilijk moment waar werknemers zwaar te verduren hebben. Wanneer het economisch iets minder gaat, dan zijn werkgevers geneigd om te knippen in de kosten die gerelateerd zijn aan arbeid. Onder deze omstandigheden kan het voorkomen dat de werkomstandigheden en de arbeidsvoorwaarden van werknemers worden teruggebracht. Die kans is groter als in de politiek de lobby van de werkende klasse zwakker is dan van de werkgevers. De kans is verder groter dat wetgeving ter bescherming van werkers wordt ingekort wanneer politieke partijen aan de macht zijn.
We hebben in de periode 2010-2020 gezien dat de rechten van de werknemers niet onbelangrijk waren voor de regering. In die periode is ondanks een moeilijke economische periode niet getornd aan de rechten van de wrokomangs. Nu is het een andere situatie. We hebben nu bijvoorbeeld politieke partijen aan de macht die geen belang hechten aan de rechten van werknemers. De politieke partijen die nu aan de macht zijn, die zijn er om de belangen van de bedrijven en de werkgevers te regelen. Dat bleek enkele dagen terug weer toen de rechten van de uitzendkrachten verder werden verzwakt.
Het is voor de oplettende volger van de uitzending van de DNA-vergadering duidelijk gebleken, dat de DNA-leden van de VHP alleen gepleit hebben voor de belangen van de uitzendbedrijven. Wij weten dat het bestaan van uitzendbureaus niet een gewenste situatie is. Het wordt bijvoorbeeld nergens gepromoot in onze Grondwet. Ze hebben wel een functie, maar in Suriname worden uitleners misbruikt om samen met grote bedrijven, werkzoekenden uit te buiten. Zo hebben wij gezien dat de onzekere positie waarin uitzendarbeiders zitten, al op zich lang was, maar verder verruimd is.
Ook is in de wetgeving van Suriname nu gegarandeerd dat er loondiscriminatie mag plaatsvinden. Waar we zien dat in beschaafde landen regeringen steeds swordt overgaan tot gelijke beloning en afschaffen van discriminatie tussen werknemers met een verschillende status, is in Suriname in wetgeving nu vastgelegd dat tussen mensen die hetzelfde werk in hetzelfde bedrijf uitvoeren, er mag worden gediscrimineerd. Dat is in strijd met de Grondwet en anti-discriminatiewetgeving van Suriname en gelijkheidstractaten die naar onze informatie door Suriname zijn getekend.
Wanneer werknemers zich benadeeld voelen, dan zal binnen niet al te lange tijd deze ‘geïnstitutionaliseerde discriminatie’ voorgelegd worden aan het Constitutioneel Hof. Het Hof zal de bepalingen die grondenrechten met voeten treden, in strijd verklaren waardoor deze onverbindend en ongeldig zullen zijn. We hebben echter gezien dat de onpartijdigheid van het Hof nu ook in het geding is, omdat politici zijn voorgedragen om zitting daarin te nemen.
De vraag rijst ook wel hoe in Suriname het zover kan komen, dat verworven rechten van werknemers met de voeten worden betreden, terwijl de geweldige vakbonden in het land toekijken. Het heeft te maken met een verraad waarover we het hier al een hele tijd hebben. Dat is het verraad in Suriname dat door vakbonden gepleegd wordt tegenover de werkende klasse. Het gevolg van het verraad is dat werknemers in het land onder heel moeilijke omstandigheden leven en dat hun bonden niet voor ze opkomen.
De laagste categorie werkende mensen in Suriname wordt over het algemeen uitgebuit: dat zijn de werkers die niet zijn verenigd. Er is een moreel-ethische plicht van de georganiseerde sector om op te komen voor de ongeorganiseerde werknemers. Dat zien we niet gebeuren in Suriname. Wat we zien in Suriname is een samenspanning van de vakbondsleiders in Suriname met de business community om hun eigen persoonlijke belangen te beschermen. We zien dat de vakbonden in Suriname liever pogingen ondernemen om het rijkere segment van de werknemers te verenigen en voor hen op te komen. Dat is een zeer interessante groep omdat ze hoge lonen verdienen en ‘bonus’ die elke keer betaald wordt bij een succesvolle cao-onderhandeling ook een vette pot is.
We weten in Suriname dat vakbondsleiders tegen een bepaalde prijs de leden rustig houden. Dat kunnen ze doen omdat ze zogenaamd over bepaalde informatie beschikken en de werknemers niet. Doordat vakbondsleiders de rust kunnen bewaren zoveel als mogelijk, en dat is onderdeel van het verraad, kunnen ze zelf leven zonder te werken. En hun leven is een relatief comfortabel leven, het een en ander is dan ook te beoordelen aan hetgeen deze personen allemaal bezitten ten koste van de werknemers. De eerste persoon die openlijk voor zijn eigen belangen koos, zich liet misbruiken voor de belangen van de politiek en zo verraad pleegde tegenover de werknemers, was de inmiddels in ongenade gevallen voorzitter van de ambtenaren vakcentrale. Intussen zijn alle vakcentrale-voorzitters in de optiek van de samenleving op hetzelfde niveau.
Ze hebben het imago niet meer om integer te zijn. Hun lijdelijk toezien hoe ingeknipt wordt in de rechten van de werknemers en hoe ze daarmee instemmen, is een duidelijk teken van verraad naar de werknemers. Door deze lijdelijkheid en instemmen met de benadeling van werknemers, heeft ertoe gebracht dat de vakcentrale voorzitters nu als tjauwmin-eters worden aangeduid. Het imago, de lijdelijkheid en nu ook de afwezigheid van integriteit maakt dat deze uitgebluste groep, die niet in staat is op te komen voor werkers, worden afgedankt en vervangen door geschoolde vertegenwoordigers die al actief zijn, maar worden tegengewerkt.
De tjauwmin-eters zijn overrijp voor de prullenbak. Behalve dat ze de door hen zelf veroorzaakte schijn tegen zich hebben.