Het Openbaar Ministerie (OM), vertegenwoordigd door Officier van Justitie Shanta Mahadew, heeft duidelijk gemaakt dat de zaak tegen Gilmore Hoefdraad, de voormalige minister van Financiën, niet te vergelijken is met de zaak van het Constitutioneel Tribunaal tegen Ecuador. Tijdens de rechtszitting werd het argument van raadsman Murwin Dubois, die de zaken identiek achtte, weersproken.
Mahadew legde uit dat de zaak in Ecuador betrekking had op de ontslagprocedure van rechters, terwijl in de zaak Hoefdraad sprake is van een vordering tot in staat van beschuldigingstelling en vervolging van een politieke ambtsdrager. Hierbij speelt geen ontslagprocedure, maar een juridische beoordeling door De Nationale Assemblee (DNA) een rol.
DNA heeft eerder besloten Hoefdraad niet in staat van beschuldiging te stellen, een besluit waar Dubois aan vasthoudt, stellende dat het OM geen vervolgingsbevoegdheid heeft.
Het proces rondom Hoefdraad heeft een complex verloop gehad. Op 18 mei 2020 wees DNA de vordering tot in staat van beschuldigingstelling af, maar op 6 augustus 2020 besloot DNA anders en werd Hoefdraad wel in staat van beschuldiging gesteld. Volgens Dubois is Hoefdraad niet gehoord volgens de procedures van de Wet In staat van Beschuldiging Politieke ambtsdragers (WIPA), wat een kernpunt in zijn argumentatie vormt.
De zaak bevindt zich nog steeds in de fase van juridische beraadslaging, waarbij Dubois nog eenmaal het woord zal voeren voordat het Hof een beslissing neemt. De uitkomst van deze zaak zal belangrijke implicaties hebben voor de juridische procedures rondom de vervolging van politieke ambtsdragers in Suriname.