In een recente webpeiling, uitgevoerd door Dagblad Suriname, is duidelijk geworden dat de Surinaamse samenleving sterk verdeeld is met betrekking tot het verzoek van president Chan Santokhi aan uitgeverij Vaco om het boek “Corruptie op het hoogste niveau – zaken doen in Suriname” terug te trekken. Met een overweldigende meerderheid van 80%, die op de hoogte is van de sommatie, laat dit zien dat de kwestie breed leeft onder de bevolking.
Het onderwerp corruptie is altijd een gevoelig punt geweest in de Surinaamse politiek. Het boek, dat blijkbaar deze gevoelige snaar raakt, heeft voor flink wat beroering gezorgd. Uit de peiling blijkt dat een significante meerderheid van 63% tegen het verzoek van de president is om het boek terug te halen, terwijl slechts 25% dit verzoek steunt.
Het belangrijkste punt van discussie lijkt te zijn of deze actie van de president al dan niet als censuur kan worden beschouwd. Een meerderheid van 65% beschouwt het verzoek inderdaad als een vorm van censuur, wat de vraag oproept hoe ver overheden mogen gaan in hun poging om hun imago te beschermen of om wat zij als onrechtmatige kritiek zien, te beteugelen.
Dit brengt ons tot de cruciale vraag: had de president andere maatregelen kunnen overwegen? Maar liefst 73% van de respondenten gelooft dat er betere alternatieven waren dan het boek terug te roepen. Dit sentiment suggereert dat een significant deel van de bevolking van mening is dat de overheid beter kan en moet omgaan met kritiek, vooral wanneer deze in een democratische samenleving tot uiting komt.
Het verzoek van de president komt helaas neer op een poging om de vrijheid van meningsuiting te beperken. In een gezonde democratie moeten overheden transparant en rekenschap afleggen aan hun burgers kunnen opereren, wat inhoudt dat zij ook kritiek en onderzoek moeten kunnen verdragen. Zelfs de suggestie van censuur kan het vertrouwen van burgers in hun leiders ondermijnen en hun geloof in het democratisch proces aantasten.
Het terugtrekken van het boek lijkt misschien een oplossing op de korte termijn voor imagobescherming, maar het is een gevaarlijk precedent voor de toekomst. In plaats daarvan zou de overheid de kritiek moeten aangrijpen als een kans voor zelfreflectie en verbetering. Constructieve dialoog en transparantie zouden de voorkeursroute moeten zijn.
Dus, hoe gaan we verder? Het antwoord ligt wellicht in het opnieuw evalueren van hoe we omgaan met kritiek en in welke mate we de principes van vrijheid en open dialoog waarderen in onze samenleving. Het is tijd voor Suriname, onder leiding van president Santokhi en andere beleidsmakers, om een weg vooruit te vinden die zowel de integriteit van het ambt beschermt als de democratische waarden van vrije meningsuiting en transparantie hoog houdt.