Cuba heeft zich op het gebied van biotechnologie gepositioneerd als een van de wereldleiders, vooral opvallend tijdens de COVID-19-crisis waarin het land vijf vaccinkandidaten ontwikkelde. Deze prestatie benadrukt het succes en de capaciteiten van Cubaanse wetenschap en onderzoek binnen een industrie die door de jaren heen is opgebouwd, beginnend in de jaren tachtig onder leiding van Fidel Castro. Met de oprichting van belangrijke instituten zoals het Centro para Ingeniería Genética y Biotecnología (CIGB) en het Finlay Vaccine Institute, legde Cuba de basis voor een robuuste biotechnologische sector.
Het opmerkelijke van de Cubaanse benadering is de ethische, humanistische en coöperatieve aanpak, in tegenstelling tot de vaak concurrentiegerichte en soms ethisch twijfelachtige praktijken in de biotechnologiesector van ontwikkelde landen. Daarbij is het eiland erin geslaagd samenwerkingsakkoorden af te sluiten en internationale interesse te wekken, waarbij bedrijven uit de Verenigde Arabische Emiraten interesse hebben getoond in het commercialiseren van Cubaanse biotechproducten.
Cuba’s succes met de ontwikkeling van het Abdala-vaccin, dat hoge niveaus van antilichamen tegen verschillende COVID-19-varianten induceert, onderstreept verder de capaciteit en het potentieel van Cubaanse wetenschappelijke innovatie. De Cubaanse regering heeft deze vaccins beschikbaar gesteld voor export en licentieproductie in andere landen, zoals Iran, na te hebben voldaan aan de behoeften van de eigen bevolking.
Cuba’s biotechnologie, gecoördineerd door de BiocubaFarma-corporatie, blijft een bron van nationale trots en internationaal aanzien, terwijl het land blijft werken aan de ontwikkeling van behandelingen voor wereldwijde gezondheidsproblemen, waaronder AIDS. Dit illustreert het potentieel en de waarde van coöperatieve, ethisch geleide wetenschappelijke inspanningen op het gebied van volksgezondheid.