Wolven die rondzwerven in de ’verboden zone’ rond de ontplofte kernreactor van Tsjernobyl lijken immuun te zijn voor de verhoogde radioactieve straling. Een ontdekking die ook belangrijk kan zijn in de strijd tegen kanker.
Op 26 april 1986 vond in Tsjernobyl de grootste kernramp in de geschiedenis plaats. De reactor ontplofte na een mislukte veiligheidstest. Sindsdien is de zone rond de kerncentrale, alsook het naburige stadje Pripjat, volledig verlaten. Hierdoor heeft de natuur het al enige tijd overgenomen in de zogenaamde ’verboden zone’, waar de radioactiviteit nog altijd te hoog is om bewoonbaar te zijn voor mensen.
Voor dieren is de verboden zone duidelijk niet onbewoonbaar, want er leven in het gebied rond de ontplofte kernreactor heel wat wilde zwijnen, herten, elanden en wolven.
Over die laatste soort heeft de Amerikaanse biologe Cara Love een opmerkelijke ontdekking gedaan: de wolven die leven in de buurt van Tsjernobyl zijn zodanig geëvolueerd dat ze kunnen overleven in de zwaar radioactieve omgeving.