Opkomende Amerikaanse rocksterren Buddy Holly, Ritchie Valens en J.P. “The Big Bopper” Richardson kwamen 3 februari 1959 om het leven wanneer hun gecharterde Beechcraft Bonanza-vliegtuig neerstort in Iowa, een paar minuten na het opstijgen vanuit Mason City op een vlucht op weg naar Moorhead, Minnesota. Onderzoekers gaven de crash de schuld van slecht weer en een fout van de piloot. Holly en zijn band, de Crickets, hadden zojuist een nummer 1-hit gescoord met ‘That’ll Be the Day’.
Na mechanische problemen met de tourbus had Holly een vliegtuig gecharterd zodat zijn band tussen de haltes van de Winter Dance Party Tour kon vliegen. Richardson, die griep had, overtuigde Holly’s bandlid Waylon Jennings echter ervan zijn stoel op te geven, en Ritchie Valens won een toss voor een andere stoel in het vliegtuig.
Holly, geboren als Charles Holley in Lubbock, Texas, en pas 22 toen hij stierf, begon countrymuziek te zingen met middelbare schoolvrienden voordat ze overstapte op rock-‘n-roll. Halverwege de jaren vijftig hadden Holly en zijn band regelmatig een radioshow en toerden ze internationaal, met hits als ‘Peggy Sue’, ‘Oh, Boy!’, ‘Maybe Baby’ en ‘Early in the Morning’.
Een ander crashslachtoffer, J.P. “The Big Bopper” Richardson, 28, begon als diskjockey in Texas en begon later liedjes te schrijven. Richardsons beroemdste opname was de rockabilly ‘Chantilly Lace’, die de Top 10 haalde. Hij ontwikkelde een show gebaseerd op zijn radiopersonage, ‘The Big Bopper’.
Het derde slachtoffer van de crash was Ritchie Valens, geboren Richard Valenzuela in een buitenwijk van Los Angeles, die pas 17 was toen het vliegtuig neerstortte, maar al hits had gescoord met ‘Come On, Let’s Go’, ‘Donna’ en ‘La Bamba’. een vrolijk nummer gebaseerd op een traditioneel Mexicaans huwelijkslied (hoewel Valens nauwelijks Spaans sprak). In 1987 werd het leven van Valens verbeeld in de film La Bamba, en de titelsong, uitgevoerd door Los Lobos, werd een nummer 1-hit. Valens werd in 2001 postuum opgenomen in de Rock and Roll Hall of Fame.