Er is in onze republiek een behoorlijke ophef ontstaan over een boek dat door de voormalige directeur/eigenaar van het bekende pluimveeteeltbedrijf De Doksenclub vanuit Nederland is gepubliceerd. De publicatie heeft eerst in de handel gelegen en velen hebben al een exemplaar van het boek in hun bezit. Intussen is op een wijze waarover burgers van mening zullen verschillen, door belanghebbende partijen gevraagd om het boek uit de handel te halen. Dat gebeurt wel eens in de vrije wereld. Wij hebben in de jaren ’80 een boek gehad dat ook niet mocht worden verkocht. Dat was echter in de militaire periode van dictatuur. Toen was het ook per decreet verboden om het boek in bezit of bewaring te hebben. Burgers hebben toch kans gezien om in deze gevaarlijke tijd, het boek over de decembermoorden te smokkelen vanuit Nederland naar Suriname.
Een verbod om in het bezit te zijn van een bepaald boek, is minder te rijmen met de vrije democratische samenleving tenzij het bezit daarvan in het Wetboek van Strafrecht uitdrukkelijk strafbaar is gesteld. Vergelijkbare misdrijven die wel voorkomen zijn het in het bezit hebben van vuurwapens niet gedekt door een vergunning van de bezitter of bewaarder, of het in het bezit hebben van kinderpornografie. Er zijn burgers, waaronder 3 ex-DNA-leden van de NDP, die openlijk demonstreren op social media dat ze het ‘verboden’ boek in hun bezit hebben. Vanwege het legaliteitsbeginsel kan de Staat niet optreden tegen deze personen. Het legaliteitsbeginsel is in de recente weken door niet-juristen op de radio verkeerd uitgelegd.
Het materiële legaliteitsbeginsel in het strafrecht wordt ook wel aangeduid met de term nulla poena-beginsel. Het betekent dat ‘geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling’. Dat staat ook in artikel 1 lid 1, de eerste regel, van het Wetboek van Strafrecht. Dus aangezien de strafbepaling van het in het bezit hebben van zo een geschrift als het boek niet bestaat, kunnen de bezitters niet worden vervolgd. Eerder was het bezit van het boek in de jaren ’80 strafbaar gesteld en verboden per decreet. Of de boekhandels verplicht waren of rechtens aanleiding hadden om het boek uit de handel te halen, is een mooie discussie, maar waarschijnlijk heeft men om ruzie met de regering te voorkomen, het boek uit de handel gehaald.
Nu zouden er geluiden zijn dat de boekhandels die de boeken hebben verkocht, gevraagd of gesommeerd zijn om de boeken terug te halen. Dit zal afhangen van de plicht van de kopers om het boek terug te geven. Een rechtsplicht lijkt er niet te bestaan, maar het zou kunnen dat een morele verplichting een natuurlijke verbintenis (naar de boekhandelaar toe) schept voor de bezitters om het boek terug te geven. Die verbintenis kan ontstaan als de boekhandelaar een schadevergoeding of represaille riskeert als ze aan de sommatie niet kunnen voldoen. En wederom gaan we dan hier ervan uit dat het voor de benadeelden legitiem en gerechtvaardigd was of is om zo een eis aan de boekhandelaar te stellen.
In Suriname zijn rechtsinstituten niet zo sterk en volgt het buitenland kleine zaken ook niet als zodanig, waardoor burgers het zekere voor het onzekere nemen en voldoen aan het verzoek dat waarschijnlijk niet eens gegrond is. Een vorm van deze voorzichtigheid is de zelfcensuur die de media in het algemeen in Suriname ook toepassen om niet alleen rechtszaken, maar ook represaillemaatregelen te ontlopen.
Wat blijkt uit de bekende verslaggeving is dat vooral de foto van de president kwaad bloed heeft gezet. Met de manier waarop de foto geplaatst is, wordt de indruk wel gewekt alsof deze hoge functionaris centraal staat in een bepaald corruptienetwerk dat structureel is of heeft bestaan en waarvan de schrijver het slachtoffer is geworden. De titel van het boek verwijst niet direct naar de persoon centraal op de kaft. Uit een vluchtig fietsen door het boek blijkt ook niet dat er grove niet alledaagse beschuldigingen of stellingen zijn ingenomen tegen de persoon centraal op de kaft.
De heftigheid van de kaft komt niet overeen met de slappe inhoud van het boek zelf, dat vrij amateuristisch in elkaar is gezet. Nu blijkt dat de boekhandelaren of de uitgever zouden zijn gesommeerd om de foto van de president op de kaft en op een pagina weg te halen. Voor de oplagen die in Suriname gangbaar zijn, zou het verwijderen of onzichtbaar maken van deze foto’s geen hels karwei zijn. Het zou het boek aantrekkelijker maken voor nieuwsgierige lezers om het te kopen, het zou de marktwaarde van het boek vergroten door de struggle die de auteur ervaren heeft in het publiceren van zijn boek.
Over het algemeen heeft een persoon aanleiding om te ageren tegen een boek wanneer er expliciete leugens over hem in het boek staan en/of er verklaringen daarin staan die hij als beledigend ervaart en als beschadigend voor zijn eer en naam. Die passages moeten dan in het verweer tegen het boek, al in de fase voor een rechtszaak worden opgenoemd in de sommatie. Tot nu toe blijkt dat het alleen gaat om het portret. Portretrecht is een verzamelnaam voor een recht dat mensen verkrijgen wanneer zij geportretteerd worden. Met dit recht kan een geportretteerde persoon zich in bepaalde gevallen verzetten tegen publicatie (openbaarmaking of verveelvoudiging en verspreiding) van zijn portret, waaronder ook begrepen wordt een foto. Deze rechten kunnen per land verschillen.
Wij gaan ervan uit dat het portretrecht wel geregeld is in de Surinaamse Auteurswet van 1913. Onze Auteurswet is meer gericht op het beschermen van de rechten van ook de makers van fotografische werken, niet zozeer op de bescherming van degenen van wie de foto’s zijn gemaakt. Maar er zijn wel bepalingen daarover in deze wet. De gehekelde foto is gemaakt in opdracht van de geportretteerde en dat kan wel van invloed zijn. In ons wetboek van strafrecht komt de misdrijf van smaadschrift wel voor. Strafbaar zijn de makers en degenen die verspreiden. Alleen het bezitten van kinderporno is hier strafbaar gesteld, het bezitten van bepaalde geschriften niet.
Overigens is het boek nu ook via het internet openbaar gemaakt en reist de vraag in hoeverre de verspreiding van zijn inhoud nog met rechtsmiddelen te stuiten valt.