De minister van Onderwijs heeft in een recent voorstel de wens geuit om de schooltijden in Suriname te verlengen. Momenteel hebben scholieren rond het middaguur vrij, maar het voornemen is om de onderwijstijd uit te breiden.
Dit roept uiteenlopende vragen op, niet alleen over de mogelijke invulling van de extra onderwijstijd, maar ook over de praktische uitvoerbaarheid, zoals het inzetten van de huidige leerkrachten en het waarborgen van de voeding en koeling voor zowel docenten als leerlingen in een land met een subtropisch klimaat.
Om hier dieper op in te gaan, hebben we gesproken met een vooraanstaande onderwijsdeskundige. “Op papier klinkt het veelbelovend om de schooltijden te verlengen”, begint de deskundige.
“Meer tijd in de klas kan leiden tot meer instructie, het aanbieden van nieuwe vakken en activiteiten, en diepere leerervaringen.
Echter, het vergt een zorgvuldige planning en evaluatie om dergelijke veranderingen succesvol door te voeren.”
De onderwijsdeskundige wijst op het belang van het goed beoordelen van de huidige beschikbare middelen. “Kunnen de bestaande leerkrachten de uitgebreide uren aan, zowel fysiek als mentaal? Er moet rekening gehouden worden met eventuele overwerk en de invloed daarvan op de kwaliteit van het onderwijs.”
Ze brengt vervolgens de voeding ter sprake, een cruciaal punt voor zowel leerlingen als leraren. “Als de schooldag langer wordt, moet er een degelijk voedingsprogramma zijn. Het gaat niet alleen om het verstrekken van een lunch, maar ook om het garanderen van evenwichtige maaltijden die de cognitieve functies ondersteunen.”
Ook de behoefte aan koeling in de Surinaamse hitte beschouwt de deskundige als een belangrijke factor. “Het welzijn van de kinderen en hun vermogen om te leren mag niet onderschat worden. Koeling is geen luxe, maar een noodzaak voor een comfortabele en bevorderlijke leeromgeving, zeker in een subtropisch klimaat.”
Over de vraag of het idee uitvoerbaar is, is zij voorzichtig optimistisch.
“Met de juiste middelen, planning, en training kan dit initiatief een aanzienlijke verbetering zijn voor het Surinaamse onderwijssysteem.
Het zal echter stap voor stap moeten worden ingevoerd en constant moeten worden bijgesteld op basis van de feedback van alle betrokkenen.”
Het ministerie zal te maken krijgen met budgettaire, logistieke en personele uitdagingen voordat het voorstel werkelijkheid kan worden.
Het lijkt erop dat alle ogen gericht zullen zijn op de uitkomst van de komende discussies en de implementatiestrategie van deze belangrijke onderwijsvernieuwing.