Het Internationale Gerechtshof (ICJ) in Den Haag heeft Israël opgedragen om de bescherming van onschuldige Palestijnse burgers in Gaza te waarborgen. Deze voorlopige uitspraak, die geen onmiddellijk staakt-het-vuren in de regio eiste, benadrukt Israëls verantwoordelijkheid om humanitaire hulp te bieden te midden van een verergerende crisis. De zaak, aangespannen door Zuid-Afrika, beschuldigde Israël van genocidale acties tegen Palestijnen, een aantijging die door de Israëlische premier Benjamin Netanyahu werd afgewezen.
De VN-rechtbank verzocht Israël tevens elke aansporing tot genocide te voorkomen en bewijs van dergelijke daden te bewaren, met een rapportageverplichting binnen een maand. Ondanks de bindende aard van ICJ’s uitspraken, ontbreekt het aan handhavingsmechanismen, waardoor de effectiviteit van dergelijke besluiten in vraag wordt gesteld.
De beslissing onderstreept de internationale bezorgdheid over de humanitaire impact van het conflict en de rol van internationaal recht bij de aanpak ervan. Met meldingen van minstens 26.257 doden, voornamelijk vrouwen en kinderen, en 64.797 gewonden sinds 7 oktober door Israëlische aanvallen, wordt de ernst van de situatie in Gaza benadrukt.