Belize is een land binnen de Caricom. In dit land leeft een vrij grote groep traditionele mennonieten in het zuiden van het land. De groep bestaat uit 11.658 personen (2010), waarvan er 10.865 van Europese komaf zijn, vooral uit Duitsland, Nederland en Canada. De landbouw is de belangrijkste inkomstenbron voor de mennonieten in Belize.
Suriname is een land dat waarschijnlijk niet in staat zal zijn om zijn landbouwsector te ontwikkelen. Telkens wanneer grootschalige landbouw voor de deur is, met goede perspectieven voor het bbp en werkgelegenheid, komen de tribale volken op om hun bezwaar aan te tekenen. Opmerkelijk daarbij is dat men dan geen bezwaren oppert dat te maken heeft met hun tradities en hun aparte manier van voortbestaan. Men maakt steeds bezwaren tegen de mensen die in hun zogenaamd gebied zullen komen. Het komt dan in principe neer op xenofobie, vreemdelingenhaat en wellicht ook racisme.
We willen een aantal voorbeelden aanhalen. Toen het Chinese bedrijf China Zong Hen Tai een oliepalmbedrijf wilde revitaliseren te Pattamacca was het bezwaar dat men geen ‘Chinezen’ in hun gebied wilde hebben. Later werd in DNA bezwaar geopperd over de ware intenties van het bedrijf dat op een gegeven moment bezig was om hout te kappen in het gebied. Van een oliepalmbedrijf is niks geworden. Nu wil men geen Mennonieten in hun gebied. Zaken als vervuiling en bedreigingen van hun aparte voortbestaan worden niet aangehaald.
Als we over onze grenzen kijken, dan zien we dat het behoud van het milieu heel vaak een bezwaar is van de inheemse volken om grote commerciële activiteiten tegen te gaan. Onze tribale volken die praten niet over de bescherming van het milieu, omdat leden van deze gemeenschappen, niet iedereen, ook zelf betrokken zijn bij zwaar milieuvernietigende kleinschalige goudmijnbouw. De vraag rijst nu hoe in Suriname goede grootschalige landbouw met exportmogelijkheden van de grond zal komen als er telkens bezwaren zijn, bijvoorbeeld over ontbossing. Grootschalige landbouw brengt ontbossing met zich mee. Dat hebben Europese landen eens gedaan. De bezwaren met betrekking tot het milieu zijn niet door de tribale volken naar voren gebracht, maar door DNA-leden in De Nationale Assemblee.
Met betrekking tot de Mennonieten zien we in Suriname vanaf het begin een zeker wantrouwen en dat heeft te maken met xenofobie oftewel vreemdelingenhaat. Er zijn geluiden die beweren dat de komst van de Mennonieten en hun waarschijnlijke grote plannen in de agrarische sector een bedreiging zouden vormen voor illegale en informele activiteiten van Surinamers en andere vreemdelingen die al langer op het Surinaams grondgebied zijn.
Ook wordt beweerd, dat het ontbossen van groot landbouwgrond, de drugshandel zou bemoeilijken, omdat wat bedekt is, zichtbaar zou worden. Ook zouden gebieden onbereikbaar worden voor criminelen die zich met deze praktijken bezig houden. Er wordt in de media gesproken over een gebied van 30.000 ha groot. Het is niet duidelijk, maar waarschijnlijk heeft deze gemeenschap wat geld te besteden. De groep zou moeite hebben om aan grond te komen voor hun economische activiteiten.
Nu zijn er stemmen die beweren dat er snel Surinaamse stichtingen zijn opgezet om deze gronden aan te vragen en het dan voor enkele tientallen miljoenen SRD over te dragen aan een stichting van deze gemeenschap, of om in ruil voor het bedrag het bestuur van de stichting over te dragen naar deze gemeenschap. Het is een constructie die heel vaak in Suriname wordt gebruikt, waardoor veel buitenlanders de facto wel eigenaar zijn van domeingrond onder de titel van grondhuur. Wanneer dit aan de hand zou zijn, dan is het wel een kwalijke zaak en een vorm van corruptie waar de huidige regering niet aan moet meewerken.
Een andere zaak is wat het karakter van de vestiging moet zijn van de Mennonieten. Een scenario is dat het een gesloten religieuze commune is die zelfvoorzienend is en niet toegankelijk voor derden. Deze gemeenschappen zijn bekend in de westerse landen, waaronder de USA. Grootschalige landbouw die bestemd is om te produceren voor de export heeft voor Suriname 3 voordelen. Ten eerste zal het betekenen een verbreding van de basis van de economie, dus diversificatie van de economie, waardoor het land weerbaarder wordt tegen schokken op deelgebieden van de wereldmarkt. Ten tweede komt er een vergroting van het bbp, omdat de exporten de landskas ten goede zullen komen. En ten derde is er sprake van creatie van werkgelegenheid bij de lokale en nationale bevolking. Ten vierde is er dan ook de overdracht van technologie die in de economie eerder niet aanwezig was waardoor andere ondernemers het voorbeeld kunnen volgen.
Wanneer de commune puur voor eigen gebruik produceert dan vallen de economische voordelen weg. Bovendien is er dan ook geen economische spin-off, omdat er van buiten minimaal wordt aangeleverd. Wanneer de commune gesloten is, dan valt ook het voordeel van de werkgelegenheid weg, omdat de gemeenschap niet toegankelijk zal zijn voor derden. Nu is het onbekend of de productie ook voor export etc. zal worden nagestreefd en of het om gesloten gemeenschappen gaat. Als het om een goed project gaat, dan zien we hier weer een voorbeeld van hoe de overheidsinformatievoorziening faalt.
Met de ontbossing waarvan sommigen uitgaan, wordt beweerd dat Suriname de status van carbon negative zal verliezen. Hier moet dan worden nagegaan in hoeverre dat een ramp zal zijn economisch voor Suriname.
Al met al zeggen ze dat er mogelijk onnodig heisa wordt gemaakt door doemdenkers over de investeringen die deze groep naar Suriname zal brengen. Dan gaan we hier uit van een positief scenario, maar de overheid moet meer informatie loslaten.
Met betrekking tot de hedendaagse mennonieten wordt steeds vaker een onderscheid gemaakt tussen de eerder conservatieve, zgn. ‘etnische mennonieten’, die rechtstreeks afstammen van de oorspronkelijke (Centraal-)Europese mennonieten en anderzijds de nieuwe, bekeerde mennonieten die sinds het begin van de 20e eeuw overal ter wereld voorkomen en van verschillende etnische oorsprong zijn. Deze laatste, eerder gematigde en progressieve groep is vooral in de ontwikkelingslanden erg in opmars. In de 20e eeuw begonnen de minder conservatieve mennonieten, voornamelijk uit Noord-Amerika, in veel delen van de wereld te evangeliseren, wat leidde tot honderdduizenden nieuw bekeerde mennonieten, vooral in Sub-Sahara-Afrika, maar ook in India, die bijna allemaal tot de modernere groepen behoren. Wereldwijd waren er begin 21e eeuw circa 1.5 miljoen mennonieten.
De mennonitische gemeenschap staat bekend om haar strenge geloofsregels. De gezinnen zijn groot, trouwen buiten de eigen gemeenschap wordt niet geaccepteerd.
De mennonieten in Belize hebben een hoog geboortecijfer. De taal van de mennonieten is het Plautdietsch. Om problemen, zoals in andere landen, te voorkomen werden er overeenkomsten getekend tussen de mennonieten en de Belizaanse regering. Zo kregen ze bijvoorbeeld toestemming om hun eigen religie te praktiseren en mochten hun taal gebruiken in door henzelf gecontroleerde scholen. Ook mochten ze hun eigen financiële instellingen oprichten en (belangrijk voor de mennonieten) hoefden niet in militaire dienst.