Terwijl Ricardo in de schemering van de vroege avond door zijn bescheiden woonkamer keek, voelde hij de zwaarte van het jaar dat achter hem lag. De muren, ooit kleurrijk en vol leven, leken nu dof en onverschillig, een weerspiegeling van zijn innerlijk strijd.
Het jaar 2023 was als een slopende marathon geweest – elke stap voorwaarts verzwaard door de ketting van onzekerheid en economische tegenslag. De beloftes van de regering, overladen met glimmende statistieken en percentages, hadden hem niet bereikt. Ze waren als echo’s van een onbekende wereld, een realiteit waarin zij die met gouden lepels waren geboren, hun succes koesterden zonder de diepe scheuren in het fundament van de samenleving te zien.
Ricardo zuchtte diep. Hij was opgegroeid in een warm gezin waar liefde en respect de fundamenten waren van het bestaan. Zijn ouders, arbeiders van de oude stempel, hadden hem geleerd de waarde van hard werken en de eenvoud van het leven te waarderen. Trots vulde zijn hart wanneer hij dacht aan hun lessen, maar diezelfde trots was nu vermengd met bitterheid.
Hij verlangde niet naar medelijden, hij vroeg niet om aalmoezen. Maar de onverschilligheid en de arrogantie van de beter bedeelden, die soms slechts een straat verderop leefden in een geheel andere wereld, sneden door zijn ziel. Hij verachtte hun blinde zelfgenoegzaamheid, hun onwetendheid over de echte strijd die mensen zoals hij dagelijks voerden.
Ricardo dacht aan de vele mensen die op het punt stonden het nieuwe jaar te verwelkomen met voornemens om gewicht te verliezen, om meer te sporten. Hij kon zich niet meer een wereld voorstellen waarin dat soort luxeproblemen voorop stonden. Zijn strijd was simpeler en tegelijkertijd ingewikkelder geworden: overleven, voeding op tafel krijgen, een dak boven zijn hoofd houden.
Het nieuwe jaar, 2024, leek op dit moment noch vriend noch vijand. Het was slechts een andere getallenreeks die de voortdurende cyclus van strijd zou markeren. Ricardo had niet de illusie dat er grote veranderingen zouden komen. De verhalen leken dezelfde, zoals ze al decennia werden herhaald – een perpetuum mobile van valse hoop en desillusies.
De ondergang van de avond was nu compleet en in de stille kamer, verlicht door het zwakke schijnsel van een enkele lamp, sloot Ricardo zijn ogen. Tranen, zelden toegestaan, vonden hun weg over zijn wangen. Hij was niet verslagen; hij was eenvoudig uitgeput. De ochtend zou komen, en hij zou opstaan, zoals hij dat altijd deed. Maar vanavond was hij het zichzelf toegestaan om te voelen, om mens te zijn, om droevig te zijn.
Dit was zijn verhaal, het verhaal van vele anderen, en het verhaal van een wereld die hij hoopte op een dag te veranderen. Niet voor zichzelf, maar voor de generaties die zouden volgen. Hij wilde geloven dat er een dag zou komen waarop de muren weer kleurrijk zouden zijn, niet alleen in zijn huis, maar in de harten van alle mensen. Tot die tijd zou hij doorgaan, overleven, en misschien… misschien zelfs leven.