De kogel is door de kerk. De laatste paragraaf van het laatste hoofdstuk van het 8 Decemberstrafproces is gisteren met de uitspraak van het Hof van Justitie geschreven en volbracht. Dit rechterlijk hoofdstuk uit de geschiedenis van Suriname is gesloten. De Surinaamse rechterlijke macht heeft bewezen dat ze als een van de drie pilaren van de democratische rechtsstaat Suriname haar mannetje wel kan staan. Het is niet opgebroken, noch is ze gaan capituleren onder druk of intimidatie.
Vermeldenswaard is dat de oproep tot een onderzoek ook gedaan is zelf door de hoofdverdachte en wel op de momenten toen het er niet op leek dat ooit een strafonderzoek zou worden gestart in Suriname. Hij gaf daarbij aan dat hij er zelf alle medewerking aan zou verlenen.
De Surinaamse rechterlijke macht is onder een sfeer van druk en intimidatie uiteindelijk het onmogelijke begonnen in 2007 namelijk de vervolging van de verdachten van de 8 decembermoorden. Nabestaanden van de vermoorde personen hadden daarvoor met succes de verjaring van de strafbaarheid van de feiten gestuit. Later werd zelfs vastgesteld dat de feiten misdaden zijn tegen de menselijkheid en dat deze volgens het internationaal recht niet verjaren. Na de succesvolle stuiting begon met internationaal rechtshulp onder andere een forensisch onderzoek naar feiten die 25 jaar terug hadden plaatsgevonden. Daartoe boden de graven van de 15 slachtoffers enige mogelijkheden. Daarnaast begon een grootscheeps onderzoek middels het horen van de verdachten en de getuigen.
Opmerkelijk in de geschiedenis is dat in de periode 2005-2010 de rechtszaak vooral in de tweede helft van deze DNA-periode flink is misbruikt door leden van het Nieuw Front, met name de VHP, met de bedoeling om stemmen te winnen bij de verkiezing van 2010, maar het mocht dus niet baten. Vooraan bij de persoonlijke aanvallen op de hoofdverdachte in deze periode liep, zeer waarschijnlijk met partijinstructies, het jongste vrouwelijke DNA-lid in de toenmalige VHP-fractie, die uiteindelijk overstak naar de NDP en fan en volgeling van zijn voormalige vijand werd. Door deze aanvallen in DNA werd de schijn gewekt alsof dit proces een politiek proces was, uitgevoerd onder regie van de VHP, omdat de minister van Justitie en Politie uit die gelederen kwam, met name de huidige president van Suriname.
Door de politiekvoering van de VHP in aanloop naar de verkiezingen van de 2010 leek de strafzaak op een politiek proces, wat het in principe nooit is geweest. Internationaal is altijd geroepen om een onafhankelijk strafrechtelijk onderzoek in Suriname naar de 8 Decembermoorden, maar in het begin van de jaren ’80 waren er al onderzoekingen gedaan door mensenrechteninstituten en zelfs de arbeidstak van de VN. Daartoe hadden de militaire machthebbers de onderzoekers alle ruimte gegeven.
Vanaf 2007 begon naarmate het proces vorderde en de ruimte van de hoofd- en medeverdachten steeds minder werd, de polarisatie in de Surinaamse samenleving die opgedeeld is nog steeds tussen voor- en tegenstanders van dit proces. De opdeling werd sterker naarmate het vonnis naderde. Intussen kregen we ook een amnestiewet die bleek niet-constitutioneel te zijn en een opdracht aan de Officier van Justitie om de zaak te seponeren ondersteund door de toenmalige minister van Juspol.
Er is terecht gesteld dat de verdediging van de hoofdverdachte niet adequaat is geweest. Hij is veroordeeld door zijn verdediging en zijn politieke achterban. Dat maakte het werk van de rechters gemakkelijk.
Er is keer op keer, zeker in de periode 2015-2020 op de tv en de radio, ook door de verdediging van de hoofdverdachte in woorden van gelijke strekking, verklaard dat het noodzakelijk was om de 15 slachtoffers om te brengen. Het was noodzakelijk uit zelfbehoud van de militaire machthebbers. Het was noodzakelijk, omdat de verdachten betrokken zouden zijn in het organiseren van een tegencoup in Suriname met de hulp van buitenlandse machten en deze gewapende contrarevolutionaire ingreep zou het het leven van tientallen burgers kosten. Dus was de beredenering en een acceptabele rechtvaardiging van de moorden, dat liever 15 zijn vermoord dan honderden. Echter is het voor elk weldenkend mens, en daarvoor hoef je geen jurist te zijn, duidelijk dat tegencoupplannen en mogelijke gevolgen daarvan nooit en te nimmer een rechtvaardiging kunnen zijn om mensen, die zijn geneutraliseerd, om het leven te brengen.
Het is ook opvallend dat uit overmoedigheid het officiële verhaal van ‘op de vlucht zijn geschoten’ door de daders, maar vooral de politieke achterban en de pr van de NDP duidelijk werd verlaten. De achterban van de NDP gelooft erin dat het gerechtvaardigd is personen te vermoorden als die plannen beramen om jou te vermoorden. Die rechtvaardiging zal in de rechtszaal niet opgaan, het zal de strafbaarheid niet verminderen. Het kan het kader van de moorden wel schetsen, maar dan heb je dan weer het argument dat de daders van de moorden het politieke geweld in Suriname zelf hebben geïntroduceerd en dat het duidelijk is dat coups, tegencoups genereren. In feite hoefde de rechter kort op deze rechtvaardiging van de moorden in te gaan, door te stellen dat ze er niet toe doen; het ging niet om zelfverdediging.
Het is dus frappant dat de verdediging, de pr en de achterban van de hoofdverdachte direct en direct hebben toegegeven dat de moorden zijn gepleegd en dat ze noodzakelijk waren omdat daarmee volgens hen de samenleving een dienst is bewezen. Dat is dan voor de achterban het geloven in je eigen leugens.
In elk geval is de rechtszaak in Suriname ten einde. Nu moet de uitvoering van het vonnis komen en dat is een zaak van de pg en de politie. Wij denken niet dat de hoofdverdachte en zijn verdediging geloofwaardig gaan overkomen, ook in politieke zin, als ze deze president op basis van de Grondwet om gratie gaan verzoeken. De achterban zal dat niet op prijs stellen en het is ook niet logisch hoe de verhoudingen nu liggen. Het vonnis is nu definitief, we zien wel hoe de executie daarvan zich zal voltrekken.
Het brengen van de zaak voor een materieel onderzoek is niet aan te bevelen, omdat de internationale instituten zelf altijd om een onderzoek hebben gevraagd. Alleen formeelrechtelijke oneffenheden zouden nog aanleiding kunnen geven tot het brengen van de zaak naar internationale gerechtshoven die jurisdictie hebben over Suriname. Deze rechtszaken zullen echter de uitvoering van het vonnis niet kunnen schorsen.