Niemand ontkomt in de wereld aan schendingen van mensenrechten, met uitzondering van leiders van rijke en invloedrijke landen. Het Hof van Justitie spreekt woensdag een oordeel uit over de betrokkenheid van Bouterse en vier anderen bij de Decembermoorden van 1982. De voormalige legerleider, president en huidige oppositieleider is reeds tweemaal veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf. Vorig jaar begon het hoger beroep; justitie heeft opnieuw een eis van 20 jaar geformuleerd.
In de nacht van 7 op 8 december 1982 werden vijftien mannen gemarteld en gedood in Fort Zeelandia, gelegen in Paramaribo. Zij behoorden tot de tegenstanders van het destijds heersende militaire regime onder leiding van Bouterse, dat in 1980 aan de macht kwam via een coup. De vijftien slachtoffers, waaronder journalisten, vakbondsleiders en advocaten, werden volgens het regime verdacht van een poging tot staatsgreep.
Indien Bouterse schuldig wordt bevonden, is er geen mogelijkheid tot hoger beroep. Ondanks eerdere veroordelingen bleef Bouterse tot nu toe op vrije voeten. Ditmaal heeft justitie expliciet 20 jaar gevangenisstraf met een bevel tot gevangenneming geëist.
De wereld van dictators
Enkele wereldleiders die als dictators worden beschouwd, zijn op latere leeftijd juridisch aansprakelijk gesteld voor misdaden begaan tijdens hun heerschappij. Augusto Pinochet van Chili stond terecht voor mensenrechtenschendingen, maar ontsnapte aan vervolging door zijn dood. Slobodan Milosevic uit Servië/Joegoslavië werd beschuldigd van oorlogsmisdaden en stierf tijdens zijn proces in Den Haag. Radovan Karadzic van de Republika Srpska werd veroordeeld voor zijn rol in de Bosnische Oorlog. Deze gevallen tonen aan dat, hoewel sommige dictators het gerecht onder ogen moeten zien, de uitkomsten variëren en afhankelijk zijn van meerdere factoren, waaronder internationale en nationale juridische bereidheid en processen.
Internationale gerechtshoven hebben in de recente geschiedenis stappen ondernomen om dictatoriale leiders ter verantwoording te roepen voor hun mensenrechtenschendingen. Figuren zoals Ratko Mladić, Charles Taylor en Hissène Habré zijn na hun heerschappij gevangengezet en veroordeeld voor ernstige misdrijven, waaronder genocide en misdaden tegen de menselijkheid. Deze gevallen tonen aan dat de internationale gemeenschap steeds meer vastberaden is om gerechtigheid te eisen, wat een waarschuwing zendt dat het schenden van mensenrechten niet onopgemerkt blijft en gestraft kan worden, ongeacht hoe machtig een individu ooit is geweest.
De ongrijpbare gerechtigheid van invloedrijke landen
In een tijdperk waarin mensenrechten universeel erkend worden als de ruggengraat van de internationale orde, blijft het een pijnlijke realiteit dat staten die beschuldigd worden van ernstige mensenrechtenschendingen en staatsterrorisme nog altijd ongestraft blijven.
De invloed van machtige naties op het wereldtoneel kan kleinere staten ontmoedigen om hen te bekritiseren of ter verantwoording te roepen, uit vrees voor represailles of ongunstige diplomatieke consequenties. Daardoor kunnen landen met substantiële militaire, economische of politieke macht vaak hun daden zonder consequenties stellen.
Het onvermogen van internationale organisaties om actie te ondernemen tegen deze invloedrijke staten wordt benadrukt door het vetorecht binnen de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Dit recht versterkt de macht van de grote landen en kan gebruikt worden om strafzaken te stuiten, waardoor het principe van universele gerechtigheid wordt ondermijnd.
De Verenigde Staten is na de invasie van Irak in 2003 ontsnapt aan internationale verantwoording, ondanks de beschuldigingen van mensenrechtenschendingen en staatsterrorisme.
In een vergelijkbare geest is Ruslands actie in Oekraïne en de annexatie van de Krim een voorbeeld van hoe machtige landen kunnen handelen met een schijnbaar onschendbaarheid voor de gevolgen.
De wereld is nog steeds niet rechtvaardig, en straffeloosheid blijft de norm voor de rijke en machtige militaire landen.