Buitenland-minister Albert Ramdin heeft dinsdag op de door hem belegde persconferentie verduidelijkt waarom de grenskwestie rond het “Tigri”-gebied bij de zuidwest grens met Guyana niet bij het Internationaal Gerechtshof (ICJ) is voorgelegd voor een oordeel. Dit heeft volgens hem te maken met de reservering die Suriname toen in 1987 heeft gemaakt bij de toetreding tot de ICJ. De reservering die Suriname toen heeft gemaakt is, dat het ICJ geen mandaat heeft over de grenskwestie rond “Tigri”. Dat is een besluit van de Surinaamse regering.
Over een eventueel besluit om die reservering op te heffen zal eerst goed gekeken moeten worden naar de voor- en nadelen, aldus de minister.
De bewindsman benadrukt, dat de afspraak met Guyana is dat de kwestie rond de zuidoost grens via het traject van overleg wordt opgelost. Dat traject is gaande en binnenkort zullen de nationale grenscommissies van beide landen bijeenkomen ter bespreking van een eindrapport, met daarin aanbevelingen naar de ministers van Buitenlandse Zaken van beide landen toe. De aanbevelingen zullen aangeven wat de te volgen traject zal zijn op tot een oplossing te komen.
Ramdin geeft ook aan dat het geen internationaal gebruik is dat bij geschillen partijen een hoger instantie raadplegen, zonder dat alle bilaterale en regionale inspanningen zijn gepleegd.
SS