Inleiding
Ons bos maakt deel uit van het Amazonebos. Het is niet zo dat het Amazonebos de longen van de wereld zijn. Planten maken gebruik van twee stofwisselingsprocessen namelijk fotosynthese en respiratie. Fotosynthese produceert zuurstof en respiratie consumeert zuurstof. Hoewel fotosynthetische organismen beide voortzetten fotosynthese en ademhaling, de meeste dieren, inclusief mensen doen alleen aan ademhaling en vertrouwen op groene planten voor zuurstof, voedsel, onderdak en vele andere spullen. Zuurstofproductie en zuurstofconsumptie door het bos zoals het Amazone oerwoud dat doet compenseren elkaar waardoor de netto zuurstofproductie door het bos circa nul bedraagt.
Denk er eens over na: voor elke hoeveelheid koolstofdioxidemoleculen die bomen uit de lucht halen, duwen ze een vergelijkbaar aantal zuurstofmoleculen terug naar buiten. Aangezien de atmosfeer minder dan een half procent koolstofdioxide bevat, maar 21 procent zuurstof, is het voor het Amazonegebied niet mogelijk om zoveel zuurstof te genereren.
Overdag vindt er fotosynthese plaats. Zes moleculen CO2 en zes moleculen water produceren onder invloed van zonlicht een molecule glucose en zes moleculen zuurstof.
‘s Nachts in het donker vindt er cellulaire ademhaling plaats: een glucosemolecule en zes moleculen zuurstof produceren zes moleculen CO2 en zes moleculen water plus ATP (adenosine trifosfaat). Daarom moet je geen planten in de slaapkamer hebben, zij consumeren zuurstof wanneer je slaapt.
Het bos is belangrijk voor de gigantische diversiteit die het herbergt, en vooral voor haar vermogen om water vast te houden. Planten en bomen houden het water vast, daar waar het bos vernietigd wordt treedt woestijnvorming op, en lopen de rivieren droog. Binnenlandbewoners moeten niet klagen dat de rivieren droog lopen. Dan moeten ze geen bossen vernietigen. Vernietiging van het bos is de voornaamste oorzaak van het verbreken van de watercyclus. Er is circa 600.000 hectare primair bos vernietigd.
Clean Development Mechanism (CDM)
Het Kyoto protocol omvat het CDM. Dat is een mechanisme om koolstof neutrale investeringen te ondersteunen. Het alternatief voor en/of mogelijke vervanging van het CDM is de nieuwe SDM op grond van artikel 6.4 van de Overeenkomst van Parijs. Zodra de SDM is opgericht, kan het CDM mogelijk geen rol meer spelen. Het totale aantal CDM-kredietrechten van vóór 2020 dat aan de criteria voldoet, bedraagt ruim 100 miljoen. Projecten kunnen dezelfde CDM-methodologieën blijven gebruiken tot 31 december 2025, of tot het einde van hun huidige kredietperiode, afhankelijk van wat zich het eerst voordoet. Vanaf 2026 moeten ze volledig voldoen aan artikel 6.
Ik heb in het jaar 2000 voor de Vereniging van Padieproducenten een feasibility studie gemaakt voor de opwekking van energie middels de verbranding van biomassa meer in het bijzonder van de verbranding van rijstkaf. Het project kwam in aanmerking voor financiële ondersteuning via het CDM mechanisme. Echter Suriname was geen lid van het Kyoto protocol. Ik heb deze materie in een nota op 20 februari 2003, onder de aandacht van de president en de vicepresident gebracht en een voorstel gedaan voor spoedige implementatie van voorzieningen opdat ook. Ik heb geen enkele reactie gehad van de regering. Jaren later is Suriname toegetreden tot het Kyoto protocol.
Institutionele maatregelen
De handel in carbon credits zal pas kunnen aanvangen nadat de regering het legale kader geschapen heeft voor een goed carbon credit geheten, welke voorstelt de hoeveelheid koolstof die geabsorbeerd wordt door een carbon sink dan wel de ongebruikte hoeveel koolstof die over is van een koolstof emissie vergunning. Carbon credit certificaten kunnen gehanteerd worden bij het verhandelen van carbon credits en deze certificaten vertegenwoordigen een waarde in vreemde valuta die net zo goed is als cash. Formeel juridisch zullen ze dezelfde status hebben als bankwissels. Ze kunnen ook als onderpand voor een lening gebruikt worden.
De handel zal slechts door daartoe gecertificeerde personen dan wel instanties kunnen plaatsvinden, die allen onder toezicht van een autoriteit, denk aan de oprichting van de Surinaamse Carbon Credit Autoriteit, zullen staan.
Voorwaarde blijft dat houtkap en dierenroof uit den boze zijn en blijven. Elke bezitter van grond waarop bos staat kan dan jaarlijks alleen door het bos intact te laten meer verdienen dan door exploitatie ervan. Ook kan door de beoefening van agro –forestry , de aanleg van vezel- en houtgewassen zoals pinus, eucalyptus, hennep, cashew, een landbouwer carbon credits vergaren en deze op de markt brengen. Vooral cashew en oliepalm, omdat het meerjarige gewassen zijn, kan in deze een grote en dubbele bron van inkomsten blijken te zijn.
De relevante minister is op de hoogte van mijn voorstellen. De tijd is in deze niet onze bondgenoot.
Het vereist de inzet van lokale kaders om zelf de vermarkting van onze natuur ter hand te nemen. We zullen buitenlandse expertise nodig hebben maar dat wil niet zeggen dat we ons geheel op hen moeten verlaten. De hedendaagse economie is de duurzame economie en dat is de kenniseconomie.
(Deel 1 verscheen 20 november in Dagblad Suriname)
Richard B Kalloe