Het spreidingsbeleid in 1975 

Vandaag is Suriname 48 jaar onafhankelijk. 

Ik feliciteer de mensen die feest vieren en leef met de mensen mee die het herdenken. 

Ik wil het eerst hebben over het vertrek vanuit Suriname naar Nederland in 1975. En daarna de ontvangst in Nederland en het spreidingsbeleid van 1975. 

Vertrek uit Suriname naar Nederland en Spreidingsbeleid in Nederland in 1975  

Vertrek uit Suriname

In november 1973 was er verkiezing in Suriname. Tijdens de verkiezingscampagne heeft geen enkele politieke partij het gehad over de onafhankelijkheid van Suriname. 

In de jaren 1974 en 1975 kwamen de heren Joop Den Uyl, de Gay Fortman, Henk de Haan en Jan Pronk vaker naar Suriname om besprekingen te voeren over de onafhankelijkheid van Suriname.

Na de bekendmaking anno 1975 van de onafhankelijkheid van Suriname zijn veel mensen uit Suriname vertrokken naar Nederland. Zij wilden hiermede alle rechten, plichten en vooral de Nederlandse nationaliteit niet verliezen. De toenmalige Premier Den Uil van Nederland had mededelingen gedaan op de Surinaamse televisie. De letterlijke woorden van meneer Den Uyl waren: “als u uw rechten en plichten wilt behouden moet u ervoor zorgen dat u vóór 25 november 1975 in Nederland bent”. Deze mededelingen zijn doorslaggevend geweest om Suriname massaal te verlaten. Mensen hebben rond die tijd hun roerende en onroerende goederen voor een appel en een ei verkocht om de ticket van sf. 669,– (enkelreis) te betalen naar Nederland. 

Ik zal u één voorbeeld noemen: mijn vader had een stuk grond van 200 meter breed en 2.000 meter lang aan de Larecoweg km. 5 te district Saramacca. Het was een grond met als titel eigendom. Hij heeft het verkocht voor sf 5.500,–. Enkele jaren later heeft een oom van mij in dezelfde weg met de zelfde grootte gekocht voor € 600.000,–. De grond ligt ongeveer een halve kilometer van de plaats waar Staatsolie nu olie uit de grond haalt.  

Er waren heel veel mensen die naar Nederland wilden gaan, maar hadden op dat moment die sf. 669,– niet om de vliegticket te betalen. Andere mensen hadden verplichtingen die zij moesten nakomen waardoor zij Suriname niet konden verlaten, bijvoorbeeld: mensen zorgden voor hun ouders, ouders die veel kinderen hadden. Mensen probeerden ook geld te lenen bij families, vrienden en kennissen. En zo hadden de mensen hun problemen, waardoor zij niet konden vertrekken richting Nederland. 

De uitspraak van meneer Den Uil heeft veel vertrouwen geschonken aan de mensen. Surinamers van toen dachten dat ze verhuisden van het ene Koninkrijksdeel naar het andere met behoud van alle rechten en plichten. Ik ga mij niet begeven op politiek vlak.

Een groot deel van de mensen waren het niet eens met de onafhankelijkheid van Suriname. Althans niet in 1975. Men vond dat Suriname nog niet rijp was voor de onafhankelijkheid. 

De mensen die toen 65 jaar en ouder waren merkten na aankomst in Nederland, dat zij bedrogen waren uitgekomen. Zij merkten dat zij een AOW-gat hadden. Teruggaan naar Suriname was geen optie meer, omdat zij geen bezittingen meer hadden in Suriname. Men was in een vreemd land (Nederland) en heeft aangenomen, dat alles wat de ambtenaren zeiden juist was. Hier spelen rechtsbeginselen als zekerheidsbeginsel, goede trouw en opgewekt vertrouwen een belangrijke rol.

Op 17 mei 2023 schreef minister Carola Schouten een brief aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal met de tekst:

Gebaar van erkenning 

Er is een politiek-bestuurlijke wens om de pijn van deze groep vanwege de samenloop van omstandigheden te erkennen. Met het voorgenomen gebaar van erkenning, in de vorm van een éénmalig bedrag, wil ik recht doen aan de gevoelens die leven bij deze groep. Het ontwerpbesluit regelt als gebaar van erkenning een recht op een éénmalig bedrag van € 5.000 voor een bepaalde groep ouderen van Surinaamse herkomst.

Enkele stichtingen, verenigingen en particulieren hebben hun uiterste best gedaan de afgelopen jaren via verschillende wegen het AOW-gat gerepareerd te krijgen, doch dat is nog niet gelukt. Minister Carola Schouten heeft op 4 oktober 2023 een bief geschreven naar de Tweede Kamer der Staten-Generaal om de mensen die vóór 25-11-1975 in Nederland hadden gevestigd een éénmalige onverplichte belastingvrije bedrag toe te kennen. 

De voorwaarden zijn: je moet 18 jaar of ouder zijn.

Je moet minimaal 20 jaren in Nederland hebben gewoond. Hoeft niet onafgebroken te zijn. 

In 1975 hadden mensen weinig of geen familie en vrienden in Nederland die hun konden opvangen. Anno 1975 had de Nederlandse regering een opvangcentrum in het leven geroepen. Dit is één van de reden, misschien de belangrijkste reden geweest om naar Nederland te vertrekken. Op dat moment begon men massaal naar Nederland te vertrekken. Hoeveel mensen in 1975 naar Nederland zijn vertrokken kan ik niet precies zeggen, omdat in de media verschillende getallen worden genoemd van 40.000 tot 60.000 personen. 

In het vliegtuig konden degene die opgevangen wilden worden in het opvangcentrum van ministerie van Cultuur Recreatie en Maatschappelijk werk (CRM) konden een blauwe A-5 formaat formuliertje invullen. Voor die groep mensen die opgevangen wilden worden, werd de instructie gegeven, dat zij zich konden melden bij ministerie van CRM op Schiphol. In de hal van Schiphol stonden ambtenaren van CRM klaar om de mensen op te vangen. De ambtenaren van CRM stonden met borden waarop stond Ministerie van CRM. 

Reshuffling.

In één van de gesprekken die ik heb gevoerd met minister Carola Schouten heb ik het gehad over de reshuffling van de beleidsmedewerkers. Ik heb aangegeven, dat het heel verstandig zou zijn de beleidsmedewerkers te reshufflen na de verkiezing samen met de ministers. 

Het Statuut van 15 december 1954  stb. 503 

Is opgenomen dat: Nederland – Suriname en Nederlandse Antillen gelijkwaardig zijn gesteld. 

Niet alleen de landen, maar ook het volk is gelijkwaardig. 

Het Koninkrijk der Nederlanden werd gevormd door Nederland, Suriname en Nederlandse Antillen. Afgekort “HET RIJK”. 

Staatsblad 281  31 mei 1956 Art. 2 

Ingezetenen in de zin van deze wet is degene, dien binnen “HET RIJK” woont. 

Groot onrecht aangedaan. 

Stb. 129  van 27 april 1989   artikel 2. ingang Per 1 januari 1990.

Gewijzigd in: 

Ingezetenen in de zin van deze wet is degene, die in “NEDERLAND” woont. Art. 2 blz. 129   

Op 1 januari 1990 door het weghalen van de woorden “HET RIJK” en te vervangen door het woord “NEDERLND”:  heeft Nederland onze rechten ontnomen.

————————-

Om de feiten kracht bij te zetten

Vanaf hier ga ik over mij zelf vertellen. Iedereen kreeg dezelfde behandeling.

Wij zijn in één vliegtuig gekomen met 3 gezinnen, het gezin van mijn vader, het gezin van een jongere broer van mijn vader en mijn gezin. Wij hebben ons netjes aangemeld bij de ambtenaren van CRM. Wij zijn in een touring-car bus meegenomen naar soest. Daar hebben wij lunch gehad. Daarna kregen wij kleding, schoenen, kortom alles wat je op je lichaam kunt dragen. Van alles 2 maal. Alle 3 gezinnen zijn steeds in één hotel opgevangen. Wij moesten steeds per 2 weken in een ander hotel. De hotels wilden ons niet hebben. 

En nu komt het: Het spreidingsbeleid van 1975.

Ieder gezin die zich had aangemeld bij ministerie van CRM zou een ééngezinswoning krijgen. Daarnaast zouden wij hf. 10.000,– per gezin krijgen voor de inrichting van de woning. Wij mochten kiezen in welke plaats wij een woning wilden hebben. Het ging om een huurwoning. De voorwaarde was, dat wij niet in één van de 4 grote steden mochten vragen. Ook mochten wij niet naast elkaar alle 3 gezinnen een woning vragen. Ons werd uitgelegd, dat Nederland doet aan een spreidingsbeleid. Dat wil zeggen dat niet heel veel mensen uit hetzelfde land in dezelfde stad en naast elkaar gehuisvest konden worden.  Dus 3 gezinnen naast elkaar was absoluut niet mogelijk. 

De beperking was: 1. Niet in één van de 4 grote steden.

2. niet naast elkaar een woning toegewezen. 

Dat heeft ertoe geleid dat het gezin van de jongere broer van mijn vader een woning heeft gehad in Gemert. (Brabant). Toen de kinderen van hem groot werden en uit huis gingen kwamen zij in Venlo, Eindhoven en omgeving terecht. 

Terwijl ik in het opvangcentrum logeerde, solliciteerde ik naar een baan vanuit het adres van een neef van mij en keek uit naar een koopwoning. Dit deed ik om het spreidingsbeleid van 1975 die geen wettelijke kaders had te omzeilen. Ik had geluk en werd aangenomen bij ministerie van VROM. Met de beschikking van ministerie van VROM heeft de makelaar hypotheek voor mij aangevraagd voor hf. 33.000,–. Dat was ook de koopsom van de woning. Ik kreeg wel een hypotheek maar niet voor 100%. De makelaar heeft een aanvullende hypotheek (2e hypotheek) voor mij aangevraagd van hf. 7.200,– bij de Gemeentelijke krediet bank in Den Haag. En zo was mijn hypotheek voor 100% rond. Ik kocht een huis van 3 etages in Den Haag in de Schilderswijk. Daar gingen het gezin van mijn vader en mijn gezin in wonen. Enkele jaren later kocht ik nog een woning 5 deuren verder. Dus per saldo kocht ik een woning in één van de grote steden en in dezelfde straat woonden het gezin van mijn vader en mijn gezin. 

Wat ik hiermee wil zeggen is: dat door het spreidingsbeleid van Nederland in 1975 zijn alle voormalig Rijksgenoten die uit Suriname kwamen en zich hadden aangemeld bij ministerie van CRM over heel Nederland verspreid. Dit was voor ons heel erg moeilijk te verwerken. Wij kwamen in een vreemd land. Dachten een troost te hebben met alle families bij elkaar te wonen, maar door het spreidingsbeleid van Nederland welke geen wettelijke kaders had, zijn alle families verspreid over heel Nederland. 

Terug gaan naar Suriname was geen optie meer, want wij hadden alles al voor een appel en een ei verkocht.

In 1975 is het spreidingsbeleid van Nederland die er in werkelijkheid wettelijk niet bestond op de Voormalig Rijksgenoten uit Suriname toegepast.

In 2023 valt de regering op het onderwerp immigratiebeleid. 

Mijn vraag is, hoe is dan in 1975 het spreidingsbeleid toegepast op de voormalig Rijksgenoten? Dus op basis van welke wettelijke gronden?

Het komt er op neer, dat er helemaal geen spreidingsbeleid was in 1975, en toch werd het ons voorgehouden, dat op basis van het spreidingsbeleid wij niet in de 4 grote steden gehuisvest konden worden, waardoor de gezinnen in heel Nederland is gehuisvest.  

Ik vind dat in sommige gevallen het Koninkrijksdeel Nederland Suriname stiefmoederlijk  behandeld. 

———————

Ik ben een Nederlandse Staatsburger. Zoals ik schrijf, lijkt het alsof ik Nederland in een kwaad daglicht plaats, maar dat is niet zo. 

Het Koninkrijsdeel Nederland helpt Suriname best waar het kan en waar het nodig is. Bijvoorbeeld: Nederland heeft Suriname 

  • In de Corona tijd 750.000 prikken gratis gegeven.
  • In 2020 heeft Nederland 2 miljoen euro uitgetrokken voor visumvrij reizen van en naar Suriname. 
  • Mede door Nederland hebben een aantal Europese landen groen licht gegeven voor visumvrij reizen van en naar Suriname. 
  • En zo zijn er nog tal van voorbeelden te noemen. 

Op dit moment heb ik de wet of het ministerieel besluit niet. Mocht het zijn dat het bestaat dan kunt u de  regel “welke geen wettelijke kaders had“ als niet geschreven beschouwen.  

Met vriendelijke groet,

Stg. Platform Surinaamse Diaspora,

Ram Rambaratsingh, (penningmeester) 

error: Kopiëren mag niet!