In Latijns-Amerika is er een grote welvaartskloof, waarbij de rijksten in de regio 21 keer meer verdienen dan de armsten, volgens een rapport van de Economische Commissie voor Latijns-Amerika en het Caribisch gebied (ECLAC). Er zijn 181 miljoen mensen in armoede, wat overeenkomt met het niveau van voor de pandemie. De armste groep ontvangt slechts 2% van het totale inkomen, terwijl de rijkste groep tot 45% ontvangt.
Hoewel de inkomensongelijkheid in 2022 iets is afgenomen, blijft deze hoog. Deze ongelijkheid heeft invloed op sociale en politieke aspecten, zoals arbeidsinclusie, sociale cohesie, rechtvaardigheid en stabiliteit van instituties. Het vormt ook een obstakel voor economische groei door onderwijskansen en sociale mobiliteit te beperken.
Na de pandemie hebben veel Latijns-Amerikaanse landen bezuinigd op sociale uitgaven, wat een ommekeer betekent van de expansie als reactie op COVID-19. Deze daling van uitgaven heeft een negatieve impact op het arbeidsbeleid. De arbeidsmarkt bevindt zich bovendien in een crisis, verergerd door de pandemie, met een historisch lage jobcreatie en hoge mate van informele arbeid.
Tot slot wijst het ECLAC-rapport erop dat er van 2000 tot 2019 een toename was in sociale uitgaven als percentage van het bbp, maar dat deze trend is omgeslagen tussen 2020 en 2022, met dalende reële uitgaven.