Het jaar 2020 heeft een verwoestende tol geëist van kleine en middelgrote bedrijven (MKB), die moeite hadden om hun deuren open te houden. Ze werden aanvankelijk geconfronteerd met de Covid-19-pandemie, waardoor veel bedrijven gedwongen werden te sluiten.
Dit deel van de crisis kan niet volledig worden toegeschreven aan de regering, aangezien het een wereldwijd probleem was.
Echter, wat wel als een falen van de regering wordt beschouwd, is het gebrek aan voldoende ondersteuning voor bedrijven na de pandemie.
Terwijl werkloze burgers wel uitkeringen ontvingen van de staat, bleef het onduidelijk of en hoe deze middelen effectief werden besteed.
Na de pandemie slaagden veel bedrijven er niet in om hun activiteiten te hervatten, omdat ze hun huur en schulden niet konden betalen.
De grootste klap kwam echter van het programma van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), dat weinig aandacht heeft voor ondernemingen en productie.
Als dat nog niet genoeg was, devalueerde de munteenheid en werden burgers plotseling geconfronteerd met armoede, wat resulteerde in een volledige ineenstorting van de koopkracht.
Bedrijven waren na de pandemie juist op zoek naar groei, maar die bleef uit, mede door hoge rentetarieven en moeilijke toegang tot financiering.
Ondanks veel retoriek slaagde de regering er niet in om concrete maatregelen te nemen.
Bedrijven die nog steeds actief waren, werden geconfronteerd met de verplichting om een minimumloon te betalen, wat rechtvaardig was voor werknemers, maar te zwaar drukte op hun winstmarges.
Lydia, eigenaar van een klein restaurant, gaf aan dat de arbeidskosten haar winst hadden uitgehold. Ze kon geen uitbreiding van haar personeelsbestand realiseren en moest in plaats daarvan inkrimpen.
Lydia zag zichzelf geconfronteerd met concurrentie van restaurants in handen van Chinese eigenaren, die hun eigen arbeidskrachten inzetten op een andere manier compenseerden.
Bovendien stegen andere kosten zoals verzekeringen, brandveiligheid en ventilatiesystemen buitensporig.
Voor veel bedrijven werd het onmogelijk om hun schulden af te lossen, vooral huur in Amerikaanse dollars, wat resulteerde in verwaarlozing van gebouwen en leegstaande panden.
Lydia uitte haar frustratie over de president die in het buitenland handelsdelegaties leidde zonder zich eerst te bekommeren om de problemen in eigen land. Ze gelooft niet in de beloften van een betere toekomst voor bedrijven die momenteel op de rand van het faillissement staan.