De bijdrage van regenwormen aan de wereldwijde graanoogst komt overeen met die van Rusland, volgens een onderzoeksrapport dat hun enorme rol in de voedselproductie benadrukt. Dit komt neer op 140 miljoen ton voedsel per jaar, zo stellen onderzoekers, waardoor regenwormen de vierde grootste wereldwijde producent zijn, vergelijkbaar met een land. In 2022 produceerde Rusland 150 miljoen ton graan en wordt verwacht dit jaar 120 miljoen ton te produceren.
De in de bodem levende ongewervelde dieren dragen bij aan 6,5% van de graanoogsten, volgens de studie die deze week is gepubliceerd in Natuurcommunicatie. Deze gewassen omvatten rijst, maïs, tarwe en gerst. Als we een gemiddeld brood beschouwen dat bestaat uit 15 plakjes, betekent dit dat één plak afhankelijk is van de activiteit van regenwormen voor zijn productie.
Regenwormen dragen ook bij aan de groei van 2,3% van de peulvruchten, waaronder sojabonen, erwten, kikkererwten en linzen. Dit percentage is waarschijnlijk lager omdat peulvruchten hun eigen stikstof kunnen vastleggen en dus minder afhankelijk zijn van regenwormen, aldus de onderzoekers.
Terwijl regenwormen zich ingraven en zich voeden in de grond, breken ze organisch materiaal af en beluchten ze de bodem, waardoor de vruchtbaarheid ervan voor het kweken van gewassen toeneemt. Ze helpen ook bij het vasthouden van water in de bodem.
Wetenschappers zijn zich er al lang van bewust dat de aanwezigheid van regenwormen de groei van gewassen verbetert. De natuuronderzoeker Charles Darwin schreef hier al over in 1881, maar voor dit onderzoek was niet bekend hoe groot hun bijdrage was aan de voedselproductie op wereldschaal.
Steven Fonte, hoofdonderzoeker aan de Colorado State University, merkte op: “Dit is de eerste poging waarvan ik me bewust ben om een stukje van de bodembiodiversiteit af te pellen en te zeggen: ‘Oké, dit is de waarde ervan; dit is wat het ons op mondiale schaal oplevert’. Bodems zijn een complexe habitat, maar er zijn maar heel weinig inspanningen geweest om het te begrijpen en te waarderen.”
Onderzoekers bestudeerden de impact van regenwormen op granen en peulvruchten door bodemeigenschappen en gewasopbrengsten te analyseren en te vergelijken met een wereldwijde atlas van de overvloed aan regenwormen.
Regenwormen dragen aanzienlijk bij aan de gewasopbrengst, vooral in delen van de wereld zoals Sub-Sahara Afrika (10% van de graanoogst) en Latijns-Amerika en het Caribisch gebied (8% van de graanoogst). Dit komt waarschijnlijk doordat boeren in deze gebieden over het algemeen minder kunstmest en pesticiden gebruiken en in plaats daarvan vertrouwen op mest en rottend organisch materiaal, wat de populatie van regenwormen bevordert.
Hoewel de impact van regenwormen opmerkelijk is, wijst het onderzoek erop dat andere bodemorganismen ook “net zo belangrijk kunnen zijn”, maar verder onderzoek is nodig om dit te bevestigen, en slechts een fractie van deze organismen is naar verluidt geïdentificeerd.
Bodembiodiversiteit is historisch gezien ondergewaardeerd, aldus Fonte, en dit onderzoek benadrukt hoe het de landbouwproductiviteit verbetert. Hij concludeerde: “De bodem is nog steeds een enorme, zwarte doos die we niet volledig begrijpen. Dit werk laat zien dat er veel kansen zijn die we gewoonlijk over het hoofd zien.”