Terloops zagen wij een artikel voorbij komen over de profielen van de verschillende centrale bankiers van de wereld en hoe ze tot elkaar in verhouding staan. De bankiers krijgen een cijfer van A – F, van hoog naar laag. Opmerkelijk is dat bij het beoordelen van het monetair beleid van de verschillende landen er ook een persoonlijke beoordeling plaatsvindt van de hoogste bankier in het land. Deze bankiers hebben dus vanuit hun persoonlijkheid wel degelijk een impact op het monetair gebeuren van een land.
We hebben hier het heel vaak gehad over een indrukwekkende bankier en dat is de inmiddels overleden André Telting. Hoofd van de klas aan top staan de bankiers van India, Zwitserland en Vietnam met een A+. Daarna volgen Israël, Brazilië, Mauritius, Nieuw Zeeland, Paraguay, Peru, Taiwan en Uruguay met een A. Opvallend is dat alle Afrikaanse landen beter dan Suriname scoren behalve Zimbabwe.
In de Amerika’s scoren de centrale banken van Brazilië, Paraguay, Peru en Uruguay het hoogst met een A. Het laagst scoren Venezuela, Argentinië en Suriname. Suriname scoort weliswaar beter dan de overige 2 landen. Vlak onder de top zitten landen als Colombia en Mexico. Opmerkelijk is dat Suriname (Maurice Roemer) in 2022 nog werd beoordeeld met een C+ en dat is in 2023 teruggegaan naar een D. In 2022 was Suriname ook onder de slechtst beoordeelde landen. In de bottom zaten toen maar niet helemaal onderaan met Argentinië en Venezuela met een F, El Salvador (C-), Nicaragua (C) en Suriname en Ecuador met een C+. De enige landen die in 2023 terug gingen ten opzichte van 2022 zijn Bolivia, Suriname en Trinidad.
Kijken we alleen naar de landen van de Caricom dan scoort Suriname het laagst en Jamaica en de Oost-Caribische Staten het hoogst. De Organization of Eastern Caribbean States omvat een aantal eilanden waar de stabiele East Caribbean Dollar wordt gehanteerd. Het gaat om de eilanden Anguilla, Antigua and Barbuda, Dominica, Grenada, Montserrat, Saint Kitts and Nevis, Saint Lucia, and St Vincent and the Grenadines. Bahamas scoort een B en Trinidad and Tobago een C.
Global Finance geeft aan dat Suriname verwikkeld blijft in problemen zoals internationale schulden. Ook is er sprake van een ‘ongelooflijk hoge inflatie’ en dit alles staat op het bord van de centrale bank van het land. Verder heeft Suriname een kwetsbaar banksysteem volgens de beoordelaar en dat heeft ook te maken met de prestaties van de centrale bank en de governor van het land. Deze heeft trouwens in DNA veel te verduren gehad toen de OMO’s werden besproken. De kritiek vanuit de grootste fractie in DNA was niet mals, maar de governor zit er nog steeds.
Global Finance vindt dat de uitvoering van het monetair beleid niet effectief is. Het beleid is niet in staat de liquiditeit van het systeem aan te pakken. Ondanks goede bedoelingen om de economie te stabiliseren, is het optreden van de centrale bank beperkt, vindt Global Finance. En in die bewoordingen zou de governor zich ook hebben uitgedrukt toen de deal met het IMF onder andere met betrekking tot het loslaten van de koers werd besproken. Verder wordt vermeld, dat uit een evaluatie van het IMF uit juni 2023 blijkt, dat de uitdagingen van het land “op het gebied van de monetaire operaties hebben geresulteerd in onvoldoende krappe monetaire omstandigheden, waardoor de wisselkoers is verzwakt en de inflatiedruk is vergroot”. Dus de wisselkoers en de inflatie zouden door het IMF toegeschreven worden aan de acties van de centrale bank. De inflatie lag de afgelopen drie jaar tussen 52% en 61%. Wanneer er een hoge inflatie is, dan is dat een falen van de centrale bank van dat land.
Suriname zou een aantal outspoken economen hebben die via de VES heel veel kritiek hebben op monetaire zaken. De vraag rijst dan waarom we geen capable economen kunnen positioneren op de centrale bank.
Global Finance vindt wel dat de autoriteiten inspanningen doen om het bestuur van de centrale banken te versterken. Ook worden er inspanningen gepleegd om tekortkomingen in het raamwerk voor de bestrijding van corruptie, het witwassen van geld en de bestrijding van financieel terrorisme aan te pakken, staat in het rapport. De centrale bank werkt eraan om de achterstand bij de controles van financiële overzichten weg te werken en de controlecyclus te normaliseren. Een zogenaamd ‘herkapitalisatieplan’ (recapitalization plan) voor de centrale bank wordt momenteel afgerond en zal een duidelijke doelstelling hebben wat betreft het kapitaalniveau en een tijdlijn voor voltooiing.
De vraag rijst wel hoe het kleine eilanden en de meeste Caribische landen wel lukt om een degelijk monetair beleid neer te zetten, en dat gedurende enkele decennia, maar Suriname niet. Heel vaak is instabiliteit dan stabiliteit. Ondanks een post-pandemische opleving van het toerisme blijft de inflatie ongelijk verdeeld over de eilanden zegt het rapport over de Eastern Caribbean States. De inflatie varieert van 3,6% in Grenada tot 9,25% in Antigua en Barbuda, volgens gegevens uit de World Economic Outlook van april 2023 van het IMF. De verwachting is dat de inflatie op de eilanden in 2023 aanzienlijk zal dalen. De situatie van de buitenlandse reserves lijkt stabiel. De centrale bank meldde dat de gemiddelde wekelijkse dekkingsratio 92,2% bedroeg in 2022, dat is boven het wettelijke minimumvereiste van 60%. Over deze zaken wordt er geen melding gedaan in Suriname. De buitenlandse activa van de Eastern Caribbean Central Bank eind 2022 bedroeg $5,04 miljard; het niveau vóór de pandemie (2019) bedroeg 4,58 miljard dollar.
De totale populatie van de Organization of Eastern Caribbean States is ongeveer 0.6 miljoen mensen, evenveel als Suriname. Desalniettemin is ondanks de aanwezigheid van goud, olie en hout, de reserves van Suriname veel lager dan in de OECS. De verklaring hiervan is dat Suriname op nagenoeg geen enkel vlak discipline kent en dat is anders in de Caribische publieke sector.