“Babble-hypothese” verwijst naar het idee dat mensen die veel praten en zich actief in groepsgesprekken mengen, een grotere kans hebben om als leiders naar voren te komen, zelfs als hun intelligentie niet de belangrijkste factor is die hen geschikt maakt voor een leiderschapspositie.
Ervaring, intelligentie (IQ) en karakter zijn factoren die leiderschapkwaliteiten beïnvloeden. Echter blijkt uit recente onderzoeken dat de kans dat iemand een leider wordt, het beste voorspeld wordt middels de hoeveelheid tijd die ze besteden aan praten. Het geeft dan helemaal niet wat er besproken wordt. Als een persoon vaardig is in het praten, dan verhoogt hij hierdoor zijn kans om leider van de groep te worden.
Mensen die goed zijn in het praten en interactie, hebben sterke sociale vaardigheden. Hierdoor kunnen ze anderen inspireren en motiveren. Het is voor hen een stuk makkelijker om hun visie, doelen en plannen duidelijk aan anderen over te brengen. In groepsdiscussies kan het opvallend zijn dat degenen die het meest praten vaak als leiders worden gezien, omdat ze meer zichtbaarheid hebben en anderen de indruk geven dat ze de leiding hebben.
Hoewel we de neiging hebben om leiders te beschouwen als mensen die belangrijke ideeën delen, kan leiderschap neerkomen op degene die het meest ‘brabbelt’. Dit fenomeen is ook lange tijd herkenbaar, vooral bij leidinggevende personen in Suriname. Over het algemeen is men eerder geneigd te luisteren naar een persoon die een goede uitleg kan geven van een situatie of een leuk verhaal kan vertellen in plaats van iemand die heel passief iets vertelt. Voor een goede leider is het dus belangrijk zijn of haar communicatievaardigheden aan te scherpen, en daarbij is de babble-hypothese een middel die hen in staat stelt zoveel mogelijk mensen onder hun leiderschap aan te trekken.
SD