De zitting van het Constitutioneel Hof die op 14 augustus plaats zou moeten vinden ging niet door. Het ging om de zitting waarbij het Hof als hoogste instantie geraadpleegd werd door de raadsman van de ex-Financiën minister Gillmore Hoefdraad.
Voortgang afgelaste zitting
Het Constitutionele Hof betreurt het feit dat er een overmacht situatie zich heeft voorgedaan waardoor de zitting niet plaats heeft kunnen vinden op 14 augustus. Verder garandeert het Constitutioneel Hof haar rechtsstatelijkheid. Een nadere bekendmaking voor de afgelaste zitting zal volgens berichtgeving van het Constitutioneel Hof spoedig bekend worden gemaakt.
Case Hoefdraad
De zaken die lopen tegen ex-minister Hoefdraad zijn nog in behandeling bij de rechter, hoewel er een verzoek gedaan is aan het Constitutioneel Hof om te toetsen of het dubbel in staat van beschuldiging stellen van de Hoefdraad wel of niet rechtsgeldig is.
Voor de verkiezingen (2019) werden onderzoeken gedaan naar mogelijke malversaties bij het ministerie van Financiën die toen onder leiding stond van Hoefdraad. Tijdens dit onderzoek was er nog geen sprake van in staat van beschuldiging stelling van de toenmalige minister van Financiën.
Na de verkiezingen heeft de toenmalige procureur-generaal, Roy Baidjnath Panday, wel een staat van beschuldiging tegen de ex-minister ingesteld. Na goedkeuring van het huidig parlement begon het Openbaar Ministerie met de vervolging van de ex-minister. Dit is dus hetzelfde onderzoek dat reeds gaande was in 2019, maar in vergelijking met het vorige is dit een onderzoek geweest met een daaraan gekoppelde vervolging. Het in staat van beschuldiging stellen heeft geresulteerd in de veroordeling van de ex-minister op 17 december 2021. Hoefdraad kreeg toen 12 jaar celstraf en een geldboete van SRD 500.000 opgelegd. Tegen deze veroordeling is Hoefdraad in Hoger Beroep gegaan.
De raadsman van Hoefdraad heeft het Constitutioneel Hof benaderd om na te gaan of een tweede vervolging van Hoefdraad op het gebied van internationale en nationale wetgeving mogelijk is. Geconcludeerd kan worden. dat de eerste centrale voor het Constitutioneel Hof is: Is het mogelijk volgens internationale en nationale wetgeving om een verdachte meerdere malen in staat van beschuldiging te stellen?
Ten tweede is het ook van belang voor de raadsman om te weten of het verschijnen van een verdachte op een zitting van eminent belang is. Dit is ook ter toetsing voorgelegd aan het Constitutioneel Hof. In eerdere berichtgeving heeft mr. I. Dubois, de raadsman van Hoefdraad, aangehaald dat het verschijnen van de verdachte ter terechtzitting een recht is en geen plicht.
Als het daadwerkelijk gaat om twee in staat van beschuldiging stellingen en als dat toegestaan is bij internationale en nationale wetgeving dan zal dat moeten blijken uit een uitspraak van het Constitutioneel Hof. Verder zal het Constitutioneel Hof ook moeten bepalen of het op grond van internationale en nationale wetgeving van belang is dat verdachten aanwezig zijn ter terechtzitting.