We lazen niet zonder bezorgdheid het bericht dat ‘een cluster van ministers binnen de regering zal zich maandag buigen over de plannen voor een cultuurboulevard in het Waterkant-gebied in Paramaribo”. Waarom de bezorgdheid? Omdat de heren en dames politici in Suriname keer op keer een aantal twijfelachtigheden hebben bevestigd.
Ten eerste, dat men zich eerder profileert als een vijand dan als een vriend van Suriname. Ten tweede, dat men eerder tegenstander dan voorstander is van zaken die Suriname op een hoger niveau zullen brengen, variërende van bedrijven en investeringen tot openbare werken ter verfraaiing van Suriname in het belang van toerisme. Ten derde, omdat de heren en dames politici keer op keer tonen een angst en afkeer te hebben voor vooruitgang; men zegt dan steeds dat Suriname niet rijp is voor mooie dingen. Telkens heeft men dan de wijsheid in pacht om te beweren dat middelen ergens anders aan besteed moeten worden.
We noemen uit het recente verleden twee projecten die politici en hun vrienden hebben helpen torpederen. Ten eerste, het opzetten van een markt zoals die van Rotterdam in Nickerie in plaats van de ‘gebroken plantage’ die we daar nu hebben. Een tweede voorbeeld is het project in samenwerking met een Israëlisch bedrijf om een zuivelindustrie in Suriname op te zetten met een behoorlijke aantal moderne werkplekken. Politici hebben steeds bewezen geen Surinaamse belangen te dienen en dat is in bepaalde regeerperioden sterker dan in andere. Steeds is gebleken dat het volk, de massa, hulpeloos en gedesillusioneerd toekijkt hoe mooie projecten die goed zijn voor Suriname, in de ijskast worden gestopt.
Het maatschappelijk middenveld is lamgeslagen in Suriname door de economische en sociale kopzorgen van alledag. Het volk heeft daardoor geen stem, men kan net nog kanalen aanboren voor zaken waarop men geen aanspraak maakt: een extra perceel of een dokterskaart terwijl men informeel een mooi loon verdient.
Onze heren politici dienen belangen van patronen, individuele belangen van kapitaalkrachtige mensen die kunnen sponsoren. Dat is ook zo in DNA. We hebben eerder ons een grote voorstander getoond van de komst van een (cultuur)boulevard. We hebben ook aangegeven dat heel gemakkelijk een beheersstructuur kan worden opgezet waarin de overheid niet tot minimaal aanwezig moet zijn. De politiek moet haar ‘krabita anu’ afhouden van deze mooie dingen die een internationale allure moeten hebben. Niet ministers moeten adviseur zijn en zich buigen over de cultuurboulevard, maar iemand als de meneer van de International Mall of Suriname moet de grote adviseur zijn. De heren politici moeten dan goed kijken en leren hoe ze iets moois kunnen neerzetten.
Onze heren politici zijn er knap in om mooie dingen te verpesten. Een voorbeeld is de lelijke ruïne op de hoek van de Gemenelandsweg en de Pengelstraat dat een hoofdpolitiebureau had moeten zijn. Het staat er, Paramaribo ontsierend. Het is een symbool voor de onkunde van de Surinaamse politiek. Wat de politiek moet doen, is in samenspraak en op voordracht van de Shata, Standaardenbureau en SHTTC een kwaliteitscode vaststellen voor deze buurt als een pilot in een staatsbesluit. In deze kwaliteitscode komen voor de fysieke esthetische vereisten waaraan de zaken in dit gebied moeten voldoen en ook standaarden voor de service inclusief de competenties van het personeel. Dit model wordt dan verder toegepast in andere high profile uitgaansgebieden zoals Wakapasi. De politiek moet alleen hoge kwaliteitsstandaarden vaststellen.
Er zijn geregeld geluiden van ondernemers die hun eigen kapitaal willen steken in het verfraaien van Paramaribo maar de betrokken ministers zijn laks en geven duidelijk aan dat een mooie Paramaribo niet hun prioriteit is.
Met betrekking tot de cultuurboulevard lezen we dat de plannen omvatten een gebiedsontwikkeling vanaf het Waaggebouw tot aan de Jodenbreestraat voor het vestigen van een modern geïntegreerd centrum voor kunst en cultuur. Daarin zijn opgenomen het opzetten van een kunstmuseum, theater, amfitheater en een evenementencentrum. Het project is een initiatief van de ondernemer Eduard Hogenboom van de Stichting MONAC. Het voorstel voor het project zou reeds medio 2021 aan de regering voorgelegd en goedgekeurd op basis van een uitvoering in Public-Private Partnership (PPP). Het gehele project heeft opmerkelijk genoeg een niet-commercieel doel. We dachten juist aan ondernemerschap en business, want dan pas is het duurzaam. Anders moet men geld gaan bedelen bij de politici en die zullen dan in de beheersstructuur willen zitten. Ons lijkt een 9-koppige board, waarvan 1 vertegenwoordiger van de overheid en 1 van de oprichter, maar bij de andere 7 dachten we aan ondernemers en niet aan vertegenwoordigers uit zeven prominente maatschappelijke groeperingen. Moeten deze 7 geen ondernemers zijn in de horeca? MONAC zou de schenker van dit project waarvan de begroting op dit moment geschat wordt op meerdere tientallen miljoenen dollars.
De overheid moet als PPP-partij inkomen met het vrijmaken van het terrein. En precies hier denken wij dat pessimisten a-nationalisten er een stokje voor zullen willen steken. Die zullen de grond, als het uit te geven is, liever aan zichzelf willen uitgeven, of men zal een deel /deal willen in ruil voor medewerking. We complimenteren minister Riad Nurmohamed van Openbare Werken wel voor zijn visie, omdat hij heel terecht aangeeft, dat het project goed aansluit bij de herstelwerkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van het Paramaribo Urban Rehabilitation Program (PURP), dat door de IDB (Inter-American Development Bank) wordt gefinancierd. Deze twee projecten moeten in elkaar klikken als 2 Lego-stukken. MONAC en PURP moeten met elkaar zitten, samenwerken en gewoon een prachtig staaltje schoonheid neerzetten die enkele kilometers beslaat. Het gebied zal miljoenen dollars op jaarbasis binnenbrengen. En nogmaals het is vooral een ondernemerschaps-, cultureel en toeristisch project. De politiek moet op een veilige afstand blijven en slechts het minimale doen zoals kwaliteitsbewaking, fiscale incentives geven en grond ter beschikking stellen.
We zien de cluster van ministers en we missen een heel belangrijke: die van toerisme. We moeten minister Nurmohamed wel complimenteren dat hij zich committeert en zegt dat hij medio 2024 met de uitvoering wil beginnen van dit project. Wij vinden dat er voor alle ondernemers die daar al op moderne of primitieve wijze actief zijn, een optie moet worden geboden waardoor ze in een betere situatie komen.
Wij vinden het ronduit schandalig en a-nationaal dat de ABOP zich terughoudend in dit project opstelt. Die houding is een coalitiepartij onwaardig. En daarom vinden wij dat de politiek de krabita anu ver van deze mooie dingen moet houden. Wanneer de ABOP zo een mooi project zal willen blokkeren, vinden wij dat de president wel de bevoegdheid heeft om de gronden onder strenge voorwaarden en beperkte zakelijke rechten uit te geven.