De wet collectieve rechten van Inheemsen en Tribale Volken die nu bij het parlement in behandeling is, heeft het karakter van een raamwet. Pas als de aanverwante uitvoeringswetten “in place” zijn, zal de wet daadwerkelijk in werking kunnen treden. De goedkeuring van de raamwet nu, is wel nodig omdat hiermee minimale rechtsbescherming en rechtszekerheid wordt gecreëerd voor de inheemsen en tribale volken.
Goedkeuring van de wet door de Nationale Assemblee betekent dat de collectieve rechten in de Surinaamse wetgeving worden erkend. Inheemsen en tribale volken kunnen na aanname van de wet bijvoorbeeld naar de rechter stappen wanneer hun collectieve rechten worden geschonden.
Minister Dinotha Vorswijk van Grondzaken en Bosbeheer (GBB) zei afgelopen donderdag in het parlement tijdens de voortzetting van de behandeling van het wetsontwerp collectieve rechten, dat het niet mogelijk is alles in één wet te regelen.
Binnen een overgangsperiode na aanname van de wet zal volgens de minister gewerkt worden aan de aanverwante wetten. Het gaat onder meer om de Wet op Demarcatie, de Wet Traditioneel gezag, de wet FPIC (Free Prior Informed Consent) en de Wet Grondenkamer.
Nog veel te bediscussiëren
Vele zaken rond deze aanverwante wetten moeten nog breed en diepgaand worden bediscussieerd.
Voor deze wetten zijn de Terms of Reference (ToR) reeds gemaakt. De financiële middelen voor de uitvoering van deze projecten zijn beschikbaar. Er zullen internationale experts worden aangetrokken voor het verrichten van al de nodige werkzaamheden die uiteindelijk moeten leiden in conceptwetten. Het traject dat hiervoor is uitgezet, is 16 maanden.
De GBB-minister geeft aan dat Suriname het enige land in de regio is dat de collectieve rechten van de inheemsen en tribale volken nog niet in de wetgeving heeft opgenomen.
Volgens minister Vorswijk is het niet zo, dat na de aanname door het parlement van de raamwet collectieve rechten, alle economische activiteiten in de woon- en leefgebieden van de inheemsen en in stamverband levende gemeenschappen stopgezet zullen worden. Integendeel, belanghebbenden zullen met elkaar in dialoog moeten gaan hierover. Indien er geschillen zich voordoen en men niet tot een overeenkomst kan komen, kan men een beroep doen op de nog in te stellen Grondenrechten Kamer. In de overgangsbepaling van de conceptwet staat, dat de minister belast met grondzaken bij de uitvoering van de wet mede coördinerende- en toezichthoudende taken wordt toebedeelt.
SS