Er is weer een spanning ontstaan tussen de minister van Volksgezondheid en de bonden die in de zorgsector actief zijn. Nu hebben de bonden beweerd, dat de minister niet integer is. Aanleiding daartoe zou zijn een bewering van de minister, dat de bonden alleen op overleg aanwezig zijn wanneer het zou gaan om loonsverhogingen. De bonden zouden niet geïnteresseerd zijn in het oplossen van de problemen van de sector. De bonden geven op hun beurt aan, dat de bonden niet voor overleg zijn uitgenodigd waardoor ze voor bepaalde besprekingen afwezig waren.
De bonden zouden niet aanwezig zijn geweest op een meeting waar op de agenda stond het herstelprogramma, de besteding verdragsmiddelen, de voorgenomen oprichting van een zorgautoriteit en evaluatie van de Wet Nationale Basiszorgverzekering. De bonden hebben laten weten dat ze wel degelijk geïnteresseerd zijn in deze thema’s, maar dat ze geen uitnodiging hebben ontvangen.
De beweringen van de minister zijn aangekomen als een beschuldiging in de media. Wij vinden dat de minister in een sector waar het de regering niet lukt om goed orde op zaken te stellen en haar staatstaak naar behoren te vervullen, met meer tact om moet gaan om de nodige rust in deze sector te bewaren. Al zouden de bonden op vergaderingen afwezig zijn of geen aandacht hebben voor bepaalde onderwerpen, de minister zou dat nog intern moeten houden en niet aan de grote klok moeten hangen.
Ten eerste is er nog geen crisis in de verhoudingen in de sector tussen de bonden en de minister. Als regering zouden we dus niet bijdragen aan het ontstaan of versnellen van die crisis aangezien er veel mis is in de sector. Ten tweede dient er tussen de minister en de bonden altijd een wederzijds respect te bestaan. Dat maakt dat de sfeer en andere bijzonderheden die het imago van de partners zouden schaden, tot het uiterste moment als een interne zaak dient te worden aangemerkt. Het is voor geen van de partijen, maar zeker voor de partij die laakbaar is, in deze de overheid, niet verstandig om op deze manier in de pers te treden.
De gezondheidssector is een zeer gevoelige sector, omdat er heel vaak financieringsproblemen zijn. De lonen zijn laag, toelagen en andere voorzieningen zijn achterhaald. Het komt heel vaak voor dat lonen niet op tijd worden betaald. De werkgevers zijn niet in staat de nodige aanpassingen en koopkrachtversterkingen toe te passen. Verder hebben we in deze sector te maken met braindrain door de lage beloning. Het kader trekt weg naar andere oorden en dat is in de hele Caribbean zo. Het kader wordt met schaarse belastingmiddelen opgeleid en het zijn de rijke burgers in het westen, die niet geïnvesteerd hebben in het zorgpersoneel, die profiteren van deze zorgverleners.
Verder heeft de gezondheidssector de laatste jaren met de regelmaat van de klok te maken met tekort aan verbruiksgoederen, specialisten en medicijnen. Wel is het zo, dat de faciliteiten en de zorg in bepaalde ziekenhuizen is verbeterd, vooral in het Academisch Ziekenhuis. Maar dit ziekenhuis heeft vaak te maken met een tekort aan bedden waardoor patiënten in tussentijdse opvang tussen de EHBO en de echte ligzalen komen te liggen. Ook moeten patiënten uitwijken naar ziekenhuizen waar de zorg minder is en waar men patiënten ontslaat zonder hen te kunnen voorzien van aanwijzingen over voeding thuis.
In de Grondwet staat dat de Staat zorg draagt voor het scheppen van omstandigheden, waardoor een optimale bevrediging van de basisbehoeften aan gezondheid verkregen wordt. De openbare volksgezondheid is primair een staatszorg. De Staat bevordert de algemene gezondheidszorg door systematische verbetering van leef- en werkomstandigheden en geeft voorlichting ter
bescherming van de gezondheid, staat in de Grondwet. De bonden van de overheid hebben overigens niets direct in te brengen in het herstelprogramma. Dat programma was meer een economisch herstelprogramma en het had secundair ook enkele sociale paragrafen, maar de uitvoering lag niet bij de werkers in de zorgsector. Wij denken ook niet dat de werkers in deze sector direct iets te maken hebben met de besteding van de verdragsmiddelen. Dat is meer een politieke aangelegenheid van de regering en buitenlandse mogendheden, tenzij een deel van de middelen besteed zal worden aan de voorzieningen van de werkers in de sector.
Wat betreft de voorgenomen oprichting van een zorgautoriteit zijn wij wel van oordeel dat de sector daar inspraak in moet hebben en ook moet participeren in het bestuur van zo een autoriteit, voor zover zo een autoriteit wel zoden aan de dijk zal leggen. Dat hoeft niet het geval te zijn, omdat aan het eind van de dag autoriteiten allemaal afhankelijk zijn van de politieke invulling van de leiding en de Raden van Commissarissen. Autoriteiten zijn op zich geen wondermiddel. Ze kunnen bij een goede en degelijke bemensing en een goede controle, leiden tot meer coördinatie en verhoging van de efficiëntie.
Wat betreft de evaluatie van de Wet Nationale Basiszorgverzekering moeten we zeggen dat dit niet een aangelegenheid is van de minister van VGZ, maar van BiZa. De uitvoering van deze wet is namelijk, zoals de wet het zelf bepaalt, opgedragen aan de minister van BiZa. Het is dus die minister die bevoegd is om deze wet te evalueren en eventueel te komen met wijzigingsvoorstellen namens de regering.
We hopen dat de rust wederkeert in de zorgsector en dat partijen weer met elkaar om de tafel kunnen in harmonie. Dat is vooral in het belang van de zieke mens in nood in Suriname.