Door het Openbaar Ministerie, OM, is een heel interessante getuigenoproep gedaan in de ‘zaak Moiwana’ enkele dagen terug. Alle getuigen en belanghebbenden worden opgeroepen een verklaring te komen afleggen teneinde de daders op te sporen en te berechten. Deze oproep en de getuigenissen zijn ingevolge het vonnis van het Inter-Amerikaans Hof van de Rechten van de Mens in de Moiwana Case. De getuigen en belanghebbenden kunnen hun verklaring afleggen bij de verschillende politiestations.
We moeten zeggen dat de Staat decennia laat is met deze oproep. De vraag rijst nu waarom men opeens met deze zaak op de proppen komt. Vandaag laten we de geschiedenis van de misdaden te Moiwana en de inhoud van het vonnis kort de revue passeren.
Het Bloedbad van Moiwana was een bloedbad dat op 29 november 1986 werd aangericht in het Oost-Surinaamse marrondorp Moiwana door het Nationaal Leger van Suriname. Troepen van het leger waren geïnformeerd dat rebellenleider Ronnie Brunswijk zich in het dorpje bevond. Maar toen de militairen Brunswijk niet konden vinden en geen van de dorpelingen kon of wilde vertellen waar hij was, schoten de militairen ten minste 39 onschuldige dorpelingen, onder wie voornamelijk vrouwen en kinderen, dood. Ook werden veel huizen in het dorp (waaronder dat van Brunswijk) in brand gestoken. Deze gebeurtenis markeert het dieptepunt van de Binnenlandse Oorlog in Suriname tussen het Nationale Leger onder leiding van Desi Bouterse en het Junglecommando onder leiding van Ronnie Brunswijk. De meeste mensen (ongeveer 5000) vluchtten naar het nabije Frans-Guyana, waar door de Franse autoriteiten diverse kampen voor hen werden ingericht. Men mocht echter niet werken of onderwijs volgen, met als gevolg dat een hele generatie schoolkinderen hun schooltijd heeft overgeslagen. Pas begin jaren ‘90 kwam een voorzichtige repatriëring op gang.
Deze zaak werd door politie-inspecteur Herman Gooding onderzocht, waarbij hij drie verdachten op het oog had. Hij werd op 5 augustus 1990 tijdens de uitvoering van zijn dienst doodgeschoten. Kort na zijn dood werd het onderzoek stopgezet.
Tot 2005 werd de zaak niet meer van overheidswege opgepakt. Het mensenrechtenbureau “Moiwana’86” heeft onder leiding van directeur Stanley Rensch jarenlang gevochten voor erkenning van wat zij een misdaad noemden.
Op 15 augustus 2005 werd bekend dat het Inter-Amerikaans Hof voor de Mensenrechten de regering van Suriname had veroordeeld inzake de massamoord. De regering moet nabestaanden van de slachtoffers een vergoeding uitkeren, naast smartengeld en schadevergoeding aan de overlevenden. Ook moest de Staat Suriname de daders vervolgen en fondsen ter beschikking stellen voor de ontwikkeling van het dorp.
Op 15 juli 2006 bood toenmalig president van Suriname Ronald Venetiaan namens de staat zijn excuses aan voor het gebeurde. De nabestaanden wilden echter meer dan excuses, zij willen dat de schuldigen vervolgd worden.
Op 29 november 2007 werd het Moiwana-monument aangeboden door het volk van Suriname.
De daders zijn nog steeds niet vervolgd, maar nu wil het OM dit veranderen. In 2023 deed het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens een oproep om een verklaring af te leggen met het doel om de daders te vinden en te veroordelen.
In 2005 werd door het Hof in zijn vonnis vastgesteld dat individueel een vergoeding moet worden toegekend aan slachtoffers van de misdaden. Als een slachtoffer is overleden, of sterft voor de uitreiking van zijn of haar schadevergoeding, dient het bedrag toe te komen aan de nabestaanden. Als
eventuele rechtsopvolgers geen officiële identiteitsdocumenten hebben, moeten ook zij op basis van alternatieve identificatiemiddelen hun compensatie ontvangen. Een aantal van 102 benadeelden is in het vonnis genoemd en betreffen voornamelijk de families Adam, Ajintoena, Allwinis, Apinas, Difienjo, Dogodoe, Martinies, Misidjan, Sjonko en Solega, Daarnaast moesten nog 28 personen genoemd nog hun identiteitskaart overleggen. Het Hof heeft de individuele materiële schade die de Staat Suriname aan elke slachtoffer moet betalen, geschat op US$ 3.000,00.
Ook is de Staat Suriname veroordeeld om aan elk slachtoffer een morele vergoeding toe te kennen van US$ 10.000,00 of het equivalent in nationale valuta. Het Hof stelde vast, dat er sprake was van straffeloosheid van de daders en ook de intellectuele daders. Deze daders moeten worden vervolgd. De leden van de Moiwana-gemeenschap zijn uit hun traditionele woongebieden verdreven. Daarom bepaalde het Hof ook, dat de landrechten van de gemeenschap dienen te worden erkend. Ter rehabilitatie en de ontwikkeling van deze gemeenschap oordeelde het Hof ook dat ,een ontwikkelingsfonds zal worden ingesteld door de Staat groot US$ 1.2 miljoen dat gericht zal zijn op gezondheid, huisvesting en onderwijsprogramma’s voor de leden van de Moiwana-gemeenschap.
We hopen dat de Staat Suriname de onderdelen van het vonnis die nog niet zijn uitgevoerd, met voortvarendheid tot uitvoering brengt.