Door de minister van BIBIS, die ook in de Raad van Ministers een niet geringe rol zou vervullen als ‘regeringscoördinator’, zijn tegenover de pers belangrijke mededelingen gedaan over het herstel van het land Suriname. Het zijn zulke positieve en hoopgevende berichten, die maken dat we ons toch afvragen waarom de regering terloops en bij aandringen met deze informatie moet komen terwijl het juist zo goed is voor hun politieke heden en toekomst.
De mededelingen waar we het over hebben, gaan over de staat van de overheidsschuld van Suriname. We horen de regering zelden tot nooit praten over de echte punten van herstel op dat stuk, 9 van de 10 keren gaat het om wat ‘de vorige regering’ heeft misdaan. De mededelingen hadden eerder moeten komen van de minister van Financiën en we denken dat ze wel een positieve invloed zullen hebben op de financieel-monetaire situatie in Suriname. De BIBIS-minister deelde mede dat de staatsschuld in verhouding tot de bbp ratio van Suriname gedaald is van een zeer ongezonde 160% tot onder de 120%. Dat is een behoorlijke prestatie van deze regering en het is niet iets om geheim te houden, tenzij de cijfers niet kloppen of er omtrent de interpretatie van de cijfers meningsverschillen zijn. We gaan ervan uit dat de minister de boel met deze mededeling niet heeft willen belazeren. De minister gaf aan dat in 2024 de schuldratio verder zal zijn gedaald tot onder de 100% en dan denken wij dat wanneer er geen nieuwe schulden bijkomen, Suriname niet echt met kop en schouders zal uitsteken tussen landen in de regio die een schuldenlast hebben en dat zijn er min of meer allemaal. Dat is een deel van het goede nieuws.
Volgens cijfers die met enkele punten kunnen verschillen, is Venezuela het land met de hoogste schuldratio in de regio met 157%. Daarna volgen Barbados met 113% en Suriname met 112%. Dit zijn de enige landen met een ratio boven de 100%. Daarna volgen Dominica, Brazilië, Sint Vincent, Antigua, Bahamas, Sint Lucia en Bolivia. Dat is de top regionale 10 (variërende tussen de 96 en de 82). In de top 10 zitten 7 Caricom landen. Opmerkelijk is dat een land dat ook zwaar leunt op inkomsten uit minerals uit soortgelijke bedreigingen die Suriname had met de val van de prijzen van natuurlijke hulpbronnen, toch geen behoorlijke schuldenlast heeft opgebouwd en dat is Trinidad, dat staat op een schuld-bbp ratio van 53%. Onder de grote Caribische landen zien we dat Jamaica staat op een 77%. Volgens wetenschappers zou 77% het punt zijn waarover de schuld-bbp ratio niet zou moeten gaan. Er zijn in de regio 10 landen over de grens, de rest vanaf Jamaica is daarop of daaronder. Suriname zal dus in 2024 nog niet op de maximum toelaatbare ratio van 77% zijn. Als begin 2025 dat niveau wel wordt bereikt, zal dat de huidige regeringspartijen wel in hun voordeel gaan werken. En dan hebben we in ons systeem wel een partij (de NDP) die dan weer kan overnemen om ons dan weer in de top 3 van de regio te brengen.
Een andere mededeling die de minister van BIBIS deed was dat er dit jaar nog een schuldherschikking komt met China, de bevriende natie die onder de schuldeisers waarschijnlijk de meest lastige zou zijn geweest. Suriname is altijd wantrouwig geweest tegen China, maar als land moeten wij ons goed gaan beraden over de nieuwe rol die China vervult in de politieke wereldorde. Een voorbeeld is de aanpak van klimaatverandering. De schuld aan China is USD 600 miljoen. Er zou door China een ‘schuldgarantie’ zijn gegeven. Wanneer die schuld is herschikt, dan zal dat neerkomen op een herschikking van enkele tientallen miljarden SRD.
Zowel de aflossing van de schulden, waarover de regering overigens heel weinig informatie geeft, als de schuldherschikking met China, zal maken dat de financiële positie van Suriname op de korte termijn zal verbeteren. Maar Suriname zal nog schulden moeten aflossen. In de tussentijd lijkt het erop dat in 2024 de final investment decision zal komen van de oliemaatschappijen. De combinatie van dit alles kan maken dat de Surinaamse Dollar profiteert van de toevallige meevallers. De uitdaging die op onze weg staat is dat wij structureel iets veranderen aan de basis van de economie. De diversificatie van de economie is iets dat volledig op ons bord ligt, er is geen druk van buiten en dit komt helemaal niet van de grond.
Wat niet volledig op ons bord ligt en waar er wel vordering zal moeten komen, is de van buiten opgelegde vergroening van de Surinaamse economie, waar de Surinaamse huishouding moet gaan draaien op meer duurzame energiebronnen. Waar Suriname voor moet gaan waken is dat deze transitie niet in ons nadeel werkt.