De conventionele wijsheid over de aanhoudende kilte in de banden tussen China en de EU, die in ieder geval teruggaat tot de COVID-19-pandemie, is dat deze nu onomkeerbaar kan zijn. Niet alle bilaterale relaties zijn echter in de diepvries.
Al minstens tien jaar voeren Peking en Brussel zeer vruchtbare bilaterale gesprekken over de opwarming van de aarde. Zozeer zelfs dat het EU-emissiehandelssysteem zeer invloedrijk was in China’s ontwerp van zijn eigen koolstofmarkten.
Vicevoorzitter van de Europese Commissie Frans Timmermans, hoofd van het groene beleid van de EU, benadrukte deze warmte in 2021 toen hij verwees naar het “goede partnerschap” op dit gebied. De afgelopen dagen, tijdens zijn laatste bezoek aan Peking voor de EU-China High-level Environment and Climate Dialogue, is het daarom misschien niet verwonderlijk dat Timmermans zei dat hij “ervan overtuigd is dat China bereid is de goede kant op te gaan” bij het aanpakken van klimaatverandering , ondanks toenemende zorgen van het tegendeel.
Tot de critici behoorden niet-gouvernementele organisaties zoals Greenpeace, die deze week benadrukten dat Peking dit jaar een grote toename van kolencentrales heeft goedgekeurd, uit angst dat het prioriteit geeft aan energievoorziening boven het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen. China was in 2022 voor bijna 60 procent van zijn elektriciteit afhankelijk van steenkool (officiële plannen hebben opgeroepen tot een verhoging van de kolenproductiecapaciteit met 300 miljoen ton), in ieder geval het derde achtereenvolgende jaar van groei. En de verdere toename van goedkeuringen voor kolengestookte elektriciteitscentrales heeft de bezorgdheid vergroot dat China zijn ambities om de uitstoot tussen 2026 en 2030 te bereiken, zou kunnen terugdraaien voordat het in 2060 koolstofneutraal is.
EU-besluitvormers zoals Timmermans zijn zich terdege bewust van de uitdaging van China hier. Ze lijken te hebben geconcludeerd dat de beste manier om hun tegenhangers in Peking op deze agenda te stimuleren, aanmoediging is, in plaats van veroordeling.
De Europese veronderstelling is dat Peking in de tent moet zitten over klimaatkwesties in plaats van buiten te blijven. China is veruit de grootste nationale uitstoter van broeikasgassen (goed voor ongeveer een derde van de wereldwijde uitstoot) en internationale actie om klimaatverandering aan te pakken is sterk verzwakt zonder Beijing aan boord.
Veel EU-ambtenaren zijn er al lang van overtuigd dat Chinese beleidsmakers in wezen een visie delen met Europa van een welvarende, energiezekere toekomst in een stabiel klimaat en erkennen de noodzaak van bilaterale samenwerking. De opwarming van de aarde vormt immers een enorme bedreiging voor het milieu in China, van recordbrekende hittegolven tot overstromingen.
De afgelopen dagen maakte het belangrijkste klimaatcentrum van China bekend dat de eerste helft van 2023 een recordaantal dagen met hoge temperaturen heeft gekend. Peking registreerde vorige maand de heetste dag in juni ooit en een groot deel van Noord-China heeft temperaturen van boven de 40 graden Celsius doorstaan. Ondertussen heeft aanhoudende hevige regenval in centrale en zuidelijke gebieden de afgelopen dagen geleid tot ernstige overstromingen, waarbij alleen al in de provincie Hunan meer dan 14.000 mensen gedwongen werden hun huizen te verlaten.
Het middelpunt van de samenwerking tussen de EU en China op deze agenda is de verklaring van de EU en China over klimaatverandering uit 2015, die een van de belangrijkste aanjagers was van het akkoord over de opwarming van de aarde dat in december van dat jaar in Parijs werd overeengekomen. In deze verklaring kwamen beide partijen overeen om samen te werken aan de ontwikkeling van een kosteneffectieve koolstofarme economie, inclusief intensivering van de samenwerking op het gebied van binnenlands mitigatiebeleid, koolstofmarkten, koolstofarme steden, broeikasgasemissies van de luchtvaart- en maritieme industrie, en fluorkoolwaterstoffen.
Te midden van alle uitdagingen rond klimaatverandering zien zowel Chinese als EU-beleidsmakers – met de juiste visie en toewijding – nog steeds het potentieel voor enorme win-win-kansen aan de horizon als gevolg van het versnellen van de overgang naar een koolstofarme toekomst. En deze samenwerking lijkt zich te verdiepen, ook op het gebied van emissiehandel, met de uitrol van een landelijk systeem voor emissiehandel in Peking.
China’s geplande investering in de groene economie is onthutsend – een feit dat de EU steeds meer erkent. Zo is China ’s werelds grootste en snelst groeiende producent van hernieuwbare energie en streeft het ernaar om tegen 2025 een derde van zijn totale stroomvoorziening hernieuwbaar te maken. Deze investering wordt ondersteund door de beleidstoezeggingen van Peking op het gebied van klimaat, schone lucht en energie.
Europa heeft duidelijke sterke punten op dit gebied die China nodig heeft. Terwijl laatstgenoemde op weg blijft om potentieel de grootste economie ter wereld te worden, zijn er dus substantiële commerciële kansen voor in Europa gevestigde spelers.
Europese technologie- en wetenschapsbedrijven lopen voorop op veel van deze agenda voor schone technologie. Nu het VK bijvoorbeeld zijn eigen energie-infrastructuur vernieuwt, zijn de kansen voor zijn bedrijven in China enorm.
Belangrijk is dat deze samenwerking geen eenrichtingsverkeer zal zijn. China is inderdaad al ’s werelds grootste fabrikant en gebruiker van zonnepanelen en de grootste investeerder in hernieuwbare energie, en het wordt steeds meer mogelijk dat de technologieoverdracht een tweerichtingsproces zal zijn.
Er is nog een lange weg te gaan voordat China een volwaardige koolstofmarkt heeft en beide partijen moeten nog nieuwe koolstofarme normen vastleggen in belangrijke industriële sectoren. De koers is echter duidelijk: samenwerking kan koolstofarme industrieën in een reeks sectoren tot stand brengen en Europa ook beter afstemmen op de toekomstige grootste economie ter wereld.
Alles bij elkaar genomen is het daarom duidelijk dat zowel de EU als China veel te winnen hebben bij een diepgaand partnerschap op deze agenda, maar de kans om samen te werken zal misschien niet voor onbepaalde tijd open blijven. Dit is dus het moment om de samenwerking te intensiveren en het landschap van de schone energie-economie van de 21e eeuw te helpen definiëren.