De minister van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, Henry Ori, geeft in een reactie tegenover Dagblad Suriname aan, wat de visie en doelstellingen van het ministerie zijn ten aanzien van meertalig onderwijs in Suriname. Ori: “In ons strategisch plan is meertaligheid in de klas een belangrijk doel. Binnen het kader van de pas ondertekende MoU (Memorandum of Understanding) met Nederland zal het wettelijk kader in het onderwijs aangepast worden en zal meertaligheid in de klas wettelijk ondersteund worden. Concrete visie en doelstellingen zullen binnenkort gepresenteerd worden.”
“Meertaligheid in het onderwijs niet zo eenvoudig”
Volgens de minister wil dit niet zeggen, dat meertaligheid in de klas op dit moment geen plek heeft in scholen. “Laat ons toch ook even de term meertalig onderwijs verduidelijken, want tot dusver is het Surinaams onderwijs eentalig. In dit eentalig onderwijs gebruiken we officieel het Nederlands als instructietaal in de klas voor alle vakken, al heeft meertaligheid ook een informele plek binnen het klasgebeuren. Meertalig onderwijs daarentegen wijst op het bewust inzetten van meerdere talen als (officiële) instructietalen in de klas. De instructietaal varieert dan bijvoorbeeld afhankelijk van het vak of de les.”
Ori geeft aan, dat hij ook meteen een nuance wil maken. Vaak wordt meertalig onderwijs gezien als dé oplossing voor alle taal- en schoolproblemen van leerlingen. Maar, zo eenvoudig ligt het niet, stelt hij. “Zeker niet in ons land waar verschillende talen gelijkwaardig naast elkaar aanwezig zijn. Want welke talen kies je dan bijvoorbeeld als officiële instructietalen binnen het onderwijs? Er bestaat bovendien tot op heden geen evidentie voor het inzetten van de thuistalen als officiële instructietalen in een context die vergelijkbaar is met die in Suriname, met name waar leerlingen in één klas vaak een diversiteit aan thuistalen spreken die de leerkracht bovendien niet (allemaal) beheerst.”
“Onze visie op kwalitatief onderwijs is het creëren van een inclusieve en dynamische leeromgeving waarin alle leerlingen de kans moeten krijgen om zich optimaal te ontwikkelen. We moeten ons dus de vraag durven stellen of meertalig onderwijs, dan wel eentalig onderwijs waarbij effectieve didactische werkvormen worden ingezet die het volledige taalrepertoire van alle meertalige leerlingen benutten, de best passende sleutel tot succes kan zijn voor ons onderwijs en onze meertalige en diverse samenleving.”
Stappen om meertaligheid in het onderwijs te bevorderen
Aan de minister werd gevraagd welke stappen de overheid zal nemen om te zorgen voor een gelijk speelveld voor alle leerlingen om meertalig onderwijs te krijgen. Hij geeft hierop aan, dat er verschillende hearings worden/zijn gehouden om de meertaligheid in het onderwijs gestructureerd te implementeren. “We weten dat in de verschillende gebieden in Suriname er verschillende talen zijn die hoofdtalen zijn voor leerlingen. De verschillende gebieden zijn reeds in kaart gebracht, maar daarbij is het ook belangrijk na te gaan of er binnen die scholen vooral homogene taalgroepen zijn, waarbij alle leerlingen eenzelfde thuistaal delen, dan wel heterogene taalgroepen, met leerlingen die een verschillende thuistaal spreken. Zo verwacht je misschien meer homogene taalgroepen in Moengo dan in Paramaribo om nu twee voorbeelden te noemen. Maar, betekent dit dan dat je een andere instructietaal in zou zetten afhankelijk van de regio? Is dat werkbaar en realistisch? Want dat zou dan ook betekenen dat materialen beschikbaar moeten zijn die afgestemd zijn op die verschillende instructietalen in de klas”, zegt Ori.
Hij merkt op, dat succesvolle voorbeelden van meertalige onderwijsprogramma’s uit het buitenland vaak zijn uitgevoerd in onderwijscontexten waarin alle leerlingen dezelfde thuistaal spreken (bijvoorbeeld Spaans) en de leerkracht diezelfde thuistaal ook vlot beheerst. Hij stelt daarom, dat dit niet zomaar toepasbaar is in alle regio’s in Suriname. “Dat neemt niet weg dat er ook voor heterogene taalgroepen onderbouwde aanpakken bestaan om de thuistalen van de leerlingen ondersteunend in te zetten tijdens de instructie of tijdens klasactiviteiten, in het bijzonder voor die leerlingen die nog geen of weinig taalvaardigheid hebben in de onderwijstaal. Er zijn al stappen gezet door het ministerie om gelijke kansen te geven aan kinderen met een andere thuistaal dan het Nederlands. Dit is een proces in uitvoering, waarbij steeds deskundige personen en instanties zijn betrokken.”
Lange en korte termijn plannen voor meertaligheid in het onderwijs
Ori wil ten eerste benadrukken, dat het unieke taalrepertoire van de meertalige leerlingen in Suriname op alle manieren omarmd moet worden binnen het onderwijs en dit om verschillende redenen. “Zo leert internationaal onderzoek ons, dat het sociaal-emotioneel welbevinden aanzienlijk verhoogd wordt wanneer meertalige leerlingen de kans krijgen om hun volledige taalrepertoire in te zetten op school. Bovendien is er ondertussen voldoende evidentie, dat het functioneel inzetten van de thuistaal/-talen van leerlingen tijdens de instructie of tijdens klasactiviteiten, een hulpmiddel kan zijn bij het aanleren van de onderwijstaal. Er zijn al stappen gezet door het ministerie om gelijke kansen te geven aan kinderen met een andere thuistaal dan het Nederlands. Dit is een proces in uitvoering, waarbij steeds deskundige personen en instanties zijn betrokken.”
Ori stelt, dat in de aankomende nieuwe leermethodes er al zulke didactische werkvormen zijn waarbij rekening gehouden wordt met een/de thuistaal. Met het SDG4-doel in gedachten om leerlingen met name ‘gelijke toegang tot kwaliteitsvol onderwijs’ te verschaffen, is het ministerie doende om op lange termijn meertaligheid de plaats in het funderend onderwijs te geven om effectieve deelname van leerlingen aan inclusief onderwijs te vergroten, daarbij rekening houdend met de leerling kenmerken (homogeen/heterogeen) maar ook de leerkracht- en bij uitbreiding schoolkenmerken.
Volgens de minister zal bij een aanstaand onderwijscongres het ministerie de additioneel verkregen input inzetten om invulling te geven aan het reeds ingezette proces van het vergroten van kansen voor leerlingen met een meertalige achtergrond. “Er zijn immers onderwijsaanpassingen die relatief snel, breed uitgerold kunnen worden (ik denk dan aan werkzame principes om de thuistaal als hefboom in te zetten tijdens instructie in de klas), terwijl de haalbaarheid van andere mogelijke aanpassingen (bijvoorbeeld het vraagstuk rond meerdere instructietalen) eerst de nodige studietijd vraagt met daarbij bijzondere aandacht voor de context- en regio gebonden randvoorwaarden. Op korte termijn is het dus ook cruciaal om samen met het onderwijsveld te bekijken wat relevant en tegelijk realistisch is.”
Middelen om leraren en schoolleiders te ondersteunen bij meertalig onderwijs
De minister geeft aan, dat het ministerie alle middelen waarover zij kan beschikken inzet om onderwijs toegankelijk te houden voor alle leerlingen, ongeacht hun (taal)achtergrond. “We zijn ervan overtuigd dat er op korte termijn al heel wat kansen liggen in het versterken van de basiskennis rond meertaligheid bij schoolteams, waarmee niet gezegd dat leerkrachten er momenteel niets zouden van weten, integendeel. In het nieuwe curriculum van het basis onderwijs wordt nu al aandacht besteed aan meertaligheid in de onderbouw. De klassen van leerjaar 1 tot en met 4. Dat is al zichtbaar in de leerboeken. Maar élke leerkracht binnen ons onderwijs moet die kennis hebben. Je kan immers niet verwachten van een leerkracht om bijvoorbeeld het thuistaalpotentieel van zijn leerlingen optimaal te benutten als de leerkracht zelf onvoldoende inzicht heeft in hoe een normale meertalige ontwikkeling verloopt en wat specifiek in de klascontext ondersteunend kan werken op basis van wetenschappelijk onderzoek en succesvolle interventieprogramma’s.”
Volgens Ori mag men niet vergeten, dat wanneer leerlingen op school starten, ze hun thuistalen nog niet volledig verworven hebben. Deze leerlingen werken dus tegelijk aan verschillende taalmijlpalen, merkt hij op. “Inzicht in deze taalmijlpalen zal leerkrachten vertrouwen geven vroeg te beoordelen of de taalontwikkeling van de leerling normaal verloopt, gewoon iets trager verloopt of er mogelijk sprake is van een taalprobleem. In dat laatste geval is het inroepen van hulp, zowel binnen maar misschien ook buiten de school, cruciaal om de taalachterstand niet te vergroten en om andere schoolse problemen, op het vlak van lezen, schrijven en rekenen later te vermijden.”
In samenwerking met lokale en waar nodig internationale experts (waaronder lerarenopleiders), zal de overheid zich actief inzetten op het ondersteunen van schoolteams, onder andere via professionaliseringsactiviteiten, bij het opzetten van een stevig schooltaalbeleid passend binnen de eigen (meertalige) schoolcontext, zegt Ori. “Het streefdoel voor gelijke onderwijskansen moet dus een gemeenschappelijk doel zijn dat start aan het begin van het onderwijs.”
Ori geeft hierbij aan, dat de belangrijke rol van ouders ook benadrukt moet worden. “Onderzoek toont immers aan, dat kinderen met een goede basis in hun thuistaal/thuistalen, na een korte kwalitatieve blootstelling aan de instructietaal op school (waarbij de thuistaal/thuistalen ondersteunend worden benut), weinig tot geen problemen ervaren in het verwerven van die nieuwe taal. We kunnen dus de verantwoordelijkheid voor die goede start niet alleen bij scholen en onze leerkrachten leggen, het is een gedeelde verantwoordelijkheid van ons als maatschappij die al invulling moet krijgen in de thuisomgeving, voor onze kinderen starten op school.”
“We willen geen enkel kind overslaan”
Tot slot is aan de minister gevraagd, wat het ministerie zal doen om ervoor te zorgen dat meertalige lessen en activiteiten toegankelijk zijn voor leerlingen met diverse culturele en taalkundige achtergronden. Hierop antwoordt Ori, dat alle leerlingen ongeacht hun taalachtergrond en culturele achtergrond, toegang hebben tot openbaar onderwijs en het recht hebben op kwaliteitsonderwijs. “Het mag dus duidelijk zijn dat we geen enkel kind willen overslaan. Investeren in de ondersteuning van leerlingen met een risico op onderwijsachterstand is immers investeren in inclusief onderwijs. Willen we hierin succesvol zijn, moeten we naast het streven naar een hoge onderwijskwaliteit, ook zoeken naar een doelgerichte aanpak voor leerlingen die extra uitgedaagd worden.”
“Een sterke klasaanpak waarin de leerkracht preventief ondersteuning inbouwt, die rendeert voor elke leerling, dus ook voor leerlingen met nog een beperkte vaardigheid in de instructietaal, vraagt kennis, inzicht en doorzettingsvermogen van het ganse schoolteam, maar is een noodzaak. Door bovendien te differentiëren wanneer de sterke klasaanpak onvoldoende resultaten oplevert, worden verschillen tussen leerlingen omarmd in plaats van deze als een probleem te zien. Tegelijk maximaliseer je ook hun kansen op het bereiken van de onderwijsdoelen. We moeten dus ook voor hen de lat hoog blijven leggen. Want ook dat is werken aan gelijke kansen.”
Ori stelt, dat het ministerie alle beschikbare middelen wil en moet inzetten om schoolteams hierin te ondersteunen en de taalvaardigheid van alle leerlingen te versterken om zo een succesvolle schoolcarrière te vergemakkelijken. “Vergeet niet, we staan niet alleen voor de geschetste onderwijsuitdagingen, deze zijn universeel. Dat betekent dus ook dat we kunnen leren van anderen, maar dat anderen ook van onze unieke meertalige situatie en onderwijsaanpak kunnen leren. Deskundigen zijn al enige tijd aan het werk om ervoor te zorgen dat de aanpak van die meertaligheid in de klas consequent en didactisch verantwoord blijft. Wij moeten ons ervan bewust zijn dat de ideale situatie nog niet is bereikt en dat sprake is van een voortdurend proces, maar wel een proces waar we als ministerie ten volle op willen inzetten”, aldus Ori.
SK