Hieronder de tekst van een toespraak vrijdagochtend van de districtscommissaris (dc) van Saramacca, Sherin Bansi-Durga, op het ministerie van Buitenlandse Zaken, International Business en Internationale Samenwerking (BIBIS) in verband met het versterken van het lokaal bestuur. Hierbij waren aanwezig de directie van het ministerie van Regionale Ontwikkeling en Sport (ROS) en het ministerie van BiBiS, een vertegenwoordiging van het Korps der districtscommissarissen en een delegatie van Frans-Guyanese burgemeesters.
“Geachte aanwezigen,
Artikel 159 van de Grondwet bepaalt dat de democratische ordening van de Republiek Suriname op regionaal niveau lagere overheihdsorganen omvat, waarvan de functie de organisatie, de bevoegdheden en de werkwijze bij wet worden geregeld in overéénnstemming met de beginselen van participatie-democratie en decentralisatie.
Ook in de Grondwet zijn in de artikelen 161, 162, 163 vastgelegd de samemstelling van de Regionale Vertegenwoordiging en de niveau’s.
In de artikelen 174 en 175 van de Grondwet is verder als sluitstuk hierop bepaalt:
1. Dat in elk district een districtsbestuur is. Het districtsbestuur is het uitvoerend orgaan van het district.
2. Het districtsbestuur bestaat uit de districtscommissaris en de vertegenwoordigers van de verschillende ministeries in het district.
Het districtsbestuur is belast met het dagelijksbestuur van het distrcict. Gelet op deze bepalingen uit de Grondwet maar vooral artikel 159 is in 1989 de Wet Regionale Organen goedgekeurd en afgekondigd als organiekewet voorgeschreven door de Grondwet.
Vanaf de afkondiging van deze wet op 24 juni 1989, dus nu, 33 jaar geleden is er bitter weinig gebeurd om de decentralisatie werkelijk inhoud te geven. Opéénvolgende centrale overheden in de afgelopen 33 jaren hebben om hun moverende redenen nagelaten om inhoud te geven aan de bepalingen van deze wet.
Het Districtsbestuur is volgens de Grondwet en de Wet Regionale Organen het uitvoerend orgaan van het district. Artikel 28 van de wet WRO bepaalt behalve dat het Districtsbestuur het uitvoerend orgaan van het district is dat de leden van het districtsbestuur zijn:
A. De districtscommissaris, die voorzitter is; en
B. Telkens een per ministerie aangewezen vertegenwoordiger die ook woonachtig moeten zijn in het district.
En dan het belangrijkste wat dit betreft is artikel 46 van de WRO met name:
Lid 2 . De districtscommissaris coördineert de verrichtingen van de overheidsdiensten in het district en geeft leiding aan de voorbereiding van het beleid;
Hier moet het accent duidelijk worden gelegd op het coördineren van de verrichtingen van de overheidsdiensten in het district door de districtscommissaris. Met andere woorden afstemmen, organiseren en regelen van de werkzaamheden van de overheidsdiensten door de districtscommissaris en waarom? Wel, voor een stukje doelgerichtheid, doelmatigheid en transparantheid van het overheidsbeleid in de districten.
Tot mijn spijt, moet ik als jonge districtscommissaris constateren, dat de ministeries niet bereid zijn om het coordinaatschap van de districtscommissaris te accepteren, zo u wilt macht uit handen te geven. Men kiest liever ervoor om als kleine eilandjes te opereren in het district of districten waarbij veel schaarse middelen hierbij verloren gaan. Men ziet de districtscommissaris of commissariaat puur als een aanhangsel van het ministerie van ROS.
Dit komt vooral tot uitdrukking bij de bemensing van het districtsbestuur en vooral met mensen zonder beslissingsbevoegdheid. Om u maar een voorbeeld te geven: Niet het hoofd van het ministerie van Sociale Zaken in het district wordt afgevaardigd om zitting te nemen in het districtsbestuur maar een lager gelegen ambtenaar van het ministerie in het district. Om deze redenen en nog meer kan er geen sprake zijn van een adekwate functionering van een van de peilers van de decentralisatie met name het districtsbestuur als regionale overheid. Dit is een hoeksteen en fundamenteel van aard. Waarom? Omdat bij het niet functioneren van de regionale overheid zoals de wet het voorschrijft kan er geen sprake zijn van decentralisatie in al haar onderdelen. Dus als de bovenbouw niet functioneert zal ook de onderbouw van burgerparticipatie en democratie niet functioneren. Zonder burgerparticipatie geen decentralisatie.
Bevolkingsparticipatie betekent voor het bestuur dat zij zich open moet stellen voor participatie van de burgers: een luisterende, toegankelijke en ontvankelijke overheid die regeert en in beweging komt. De burgers moeten op hun beurt verschillende verlangens en belangen duidelijk kenbaar maken.
Laat mij dan u ook hier gelijk aangegeven dat op het theoretisch vlak van decentralisatie heel wat publicasties zijn uitgegeven door het minieterie van ROS waaronder ook de publicaties van wijlen de heer mr. Bas Ahmedali.
Verder zijn de problemen bij het niet tot standkomen van de decentralisatie van zowel technische, bestuurlijke, financiele en van economische aard.
Vanwege de noodgedwongen aanpasssingsmaatregelen om de economie weer op spoor te krijgen moesten er impopulaire maatregelen worden doorgevoerd. Subsidies moesten worden afgeschaft en de waarde van de surinaamse munt moest ook worden aangepast althans aan de marktwerking worden overgelaten. De doorwerking hiervan heeft nu voor armoede en pijn gezorgd. Deze maatregelen zijn noodzakelijk om het morgen beter te hebben.
Dit heeft natuurlijk ook zijn weerslag op de financiele kant van het decentralisatie proces. Een district krijgt nu per kwartaal Srd 250.000 om 3 maanden uit te zingen. Ongeveer Srd.80.000 per maand, 2000 US dollars, net genoeg voor brandstof om wat onderhoud te kunnen plegen.
Daarom pleit ik ervoor dat in deze moeilijke situatie vooral in de buiten districten er hand word gehouden aan de wet mbt het Districtsbestuur waarbij de districtscommissaris daadwerkelijk de werkzaamheden van alle overheidsdiensten coordineert en op elkaar afstemt.
Het kan toch niet zo zijn dat bijvoorbeeld het ministerie van OW dezelfde bermen en kanalen onderhoudt als het commissariaat of het ministerie van LVV en omgekeerd. Of dat terwijl de werknemers van een bepaalde ministerie werkt en niet ver vandaar de werknemers van een andere ministerie “troefcall” zitten te spelen.
Zelfs de functionele decentralisatie kan niet tot standkomen op basis van bestaande wetten vanwege de bureaucratie. Hierbij wil ik noemen het in het leven roepen van waterschappen vooral in de landbouwgebieden in het district Saramacca. Waarbij het onderhoud en bestuur van de landbouw polders wordt overgedragen aan gekozen publiekrechtelijke organisaties.
Wel mij is gevraagd en zoals op de agenda ook opgebracht te praten over de rol van de vrouw bij het decentralisatie proces. Ik heb de deken dan ook medegedeeld dat het een hele moeilijke opgave wordt omdat de decentralisatie niet of nauwelijks tot stand is gekomen, is de rol van de vrouw moeilijk te beschrijven vanuit de praktijk van de decentralisatie dan wel alleen uit theoretisch oogpunt.
Ik dank u.”