Onderhavige verhandeling heeft betrekking op het vraagstuk van performance uit de serie “Grondwet kiesstelsel performance”. Welk regeersysteem geeft een betere performance te zien voor wat betreft de realisatie van een aantal beleidsdoelen van een regering.
Het debat over presidentialisme en parlementarisme heeft een lange geschiedenis, en daaraan is in de afgelopen eeuw weinig veranderd. Het debat duurt voort ondanks het feit dat de effecten van verschillende uitvoerende structuren in zijn algemeenheid aanvaard worden.
We definiëren Westminster als een parlementair systeem van regering gekenmerkt door de versmelting van uitvoerende en wetgevende bevoegdheden.
Of een land parlementair of presidentieel wordt (of ergens daar tussenin) hangt mede af van het koloniale erfgoed van het land, de omvang en demografie ervan, en de heersende patronen die zich voordoen in een regionale of historische context.
Politieke ontwikkelingen in het Caribisch gebied
Suriname, Guyana, Trinidad en Tobago, en Fiji hebben veel gemeenschappelijke factoren. Dit zijn landen waar de twee grootste bevolkingsgroepen mensen zijn van Indiase en Afrikaanse afkomst. Met uitzondering van Suriname zijn de nakomelingen van de Brits Indiërs de grootste etnische groep in deze landen. De zucht van de politici van Afrikaanse afkomst naar overheersing is in al deze landen manifest. Men belijdt democratie slechts met de mond. Het creools nationalisme maakt dat de politieke ontwikkelingen in deze landen verschillen van die van de rest van het Caribisch gebied.
Gesocialiseerd door meer dan driehonderd jaar Brits casu quo Nederlands kolonialisme, had de opkomende Caribische elite van het Gemenebest en van het Koninkrijk der Nederlanden nauwelijks niets anders kunnen worden dan liberale democratieën. Evenzo geldt tot op zekere hoogte dat ook voor de Surinaamse elite. In kleine eiland staten, Suriname is een virtueel eiland, is er weinig kans op endogene ontwikkeling.
Overigens het Caraïbisch gebied is succesvol democratisch gebleven vanwege:
1) langdurige socialisatie,
2) kwetsbaarheid en openheid, 3) de afwezigheid van een koloniale strijd, en 4) institutionele trouw.
Kolonialisme speelde een bijzonder invloedrijke rol in kleine staten omdat in veel landen de inheemse bevolking snel werd geassimileerd of vernietigd. Het Caribisch gebied, de naam Caraïbisch is genoemd naar de indiaanse stam der Caraïben. Er is dusdanig huisgehouden door de Spaanse kolonisatoren dat momenteel er geen enkele levende indiaan te vinden is in het Caribisch gebied. Bartholomeus de las Casas doet uitgebreid verslag hiervan in zijn boek “De vernietiging van de West Indische eilanden”.
“Penetratie” van kolonialisme in kleine staten betekent dat hun bevolking meer ‘verwesterd’ is dan andere gekoloniseerde samenlevingen.
In feite is voor veel eilandstaten de onafhankelijkheid geïnitieerd door koloniale mogendheden, die tegen de jaren zeventig van de vorige eeuw de duurzame koloniale relatie waren gaan beschouwen als ongunstig en daarom ongewenst. De relatie Suriname Nederland is hiervan een voorbeeld.
Een belangrijk onderscheidend kenmerk van de koloniale erfenis in kleine landen is het gegeven dat men de neiging heeft om de politieke instellingen en de inrichting van de economie over te nemen van de voormalige kolonisator.
(Deel 1b verschijnt morgen, woensdag 24 mei in Dagblad Suriname)
Richard N. Kalloe