De Wet Collectieve Rechten Inheemse en Tribale Volken (WCR-ITV) die thans aanhangig is in DNA wacht al enige tijd op behandeling. De politici uit de coalitie die voortkomen uit het urbane gebied van Suriname willen, voordat ze overgaan tot de behandeling van de wet, een aantal zaken grondig doorpraten. Dat lijkt ons wel nodig, omdat Suriname straks met de zeespiegelstijging onder water gaat lopen. De bewoonbare landoppervlakte van Suriname zal kleiner worden. Het land van de inheemse en tribale volken zal in een ander licht komen te staan als delen van de kustvlakte onder water zullen lopen. Het gaat dan naar het lijkt om Marowijne, Commewijne, Paramaribo, Wanica, Saramacca, Coronie en Nickerie. De totale bevolking van Suriname zal afhankelijker dan nu worden van de gedemarqueerde gebieden die tegen de tijd dat Suriname permanent onder water loopt.
De WCR-ITV is een raamwet en veel zaken gaan weer nader geregeld moeten worden in aparte wetten. Het is een kleine wet van 7 artikelen. Er staat in het voorstel, dat de inheemse en tribale volken rechtspersonen zijn, maar de vraag rijst dan, welke rechtshandelingen ze zullen mogen verrichten. In elk geval zullen ze de gronden die ze bezitten niet mogen verkopen of bezwaren met een hypotheek of het gebruiken als onderpand voor een lening. Wanneer ze andere zaken kopen en verkopen dan rijst de vraag wie dan in rechte aansprakelijk zal zijn.
Er staat in de wet, dat ze op traditionele wijze hun vertegenwoordigers mogen aanwijzen. Dat moet wel op een formele wijze zijn vastgesteld. In een dorp kunnen er bijvoorbeeld goederen voorkomen die gekocht zijn, zoals machines, en die zij als collectief bezitten. Ook zouden ze collectief kunnen huren of verhuren. De vraag rijst ook hoe interne disputen over collectieve bezittingen door de verschillende gemeenschappen zullen worden opgelost. Er is in het voorstel verder een zelfbeschikkingsrecht opgenomen: dat is een recht op intern en autonoom zelfbestuur wat betreft….hun interne en lokale aangelegenheden. Het gaat dan om het leiderschap, de interne besluitvorming en de gezamenlijke koers van deze gemeenschappen. Het zelfbeschikkingsrecht moet niet gezien worden als een vorm van een ‘staat binnen een staat’. Het gaat niet om een staatkundige zelfbeschikking, maar eerder om een culturele zelfbeschikking. Dat betekent, dat de wetgeving van Suriname, inclusief de strafwetgeving van Suriname, onverkort in de gemeenschappen van toepassing blijft. Zo zal het mogelijk zijn, dat de politie schenders van de strafwetgeving vervolgt en onder zekere voorwaarden deze vervolging in het inheems en tribaal gebied voortzet en arrestaties verricht op het land van de gemeenschap waar de betrokken burger actief lid van is.
Ook zullen de op traditionele wijze volgens deze wet aangewezen leiders onder de werking van de Surinaamse strafwetgeving blijven vallen. Het enige dat erbij kan komen is, dat er mededelingsplichten komen naar het traditioneel gezag toe wanneer interventies plaatsvinden in het gedemarqueerd gebied en dat eventueel opsporingsbevoegdheden aan traditionele leiders worden toegekend.
Interessant zijn de grondrechten: de inheemse en tribale volken hebben collectieve eigendomsrechten. Dat geldt niet alleen voor de grond, maar ook de grondgebieden en de natuurlijke hulpbronnen. Dit mogen ze in eigendom hebben, het gebruiken, ontwikkelen en besturen. Wat het karakter van dit eigendom is, moet nog in een andere wet worden geregeld. In elk geval lijkt het er niet op, dat dit eigendom 1 op 1 te vergelijken zal zijn met eigendom zoals het nu bekend is op grond, dus wat eerder ook bekend was als ‘allodiaal eigendom en erfelijk bezit’. Ze mogen bijvoorbeeld de grond en de natuurlijke hulpbronnen (zoals goud en hout) zelf ontwikkelen en besturen. Hebben ze daarvoor dan geen concessies of vergunningen nodig? Mogen ze bijvoorbeeld voor olieboringen of goudmijnen als rechtspersoon, zonder inspraak van de centrale regering, deals gaan sluiten met buitenlandse exploratie- en exploitatiebedrijven?
Dit is een zeer cruciaal en gevoelig punt. Mag de regering exploratie- en exploitatierechten in deze gebieden uitgeven na FPIC en winstdelingsafspraken? FPIC is een principe waarbij de regering voordat er economische activiteiten in het gebied worden ontplooid er ongedwongen en uit vrije wil toestemming van de gemeenschappen wordt verkregen. Deze toestemming moet wel verkregen worden na volledige informatieverschaffing.
Uit de definitie van FPIC blijkt, dat de regering wel degelijk concessies en toestemming mag geven voor economische activiteiten in het gebied, maar voorafgaand aan de FPIC. Maar, wat dan als de volken weigeren om na alle informatieverschaffing en juist vanwege de beschikbare informatie, de toestemming te geven. In de wet is aangegeven, dat de regering alleen verplicht is tot de FPIC-procedure als de activiteiten in het gebied een impact gaan hebben op de gemeenschappen, op hun leven en hun rechten.
Voor dit moment sluiten we af met een ander interessant en zeer rechtvaardig punt in de wet namelijk dat van de benefit sharing. De inheemsen en tribale volken zullen volgens de wet het recht hebben op een eerlijk en billijk aandeel in de winsten van de economische voordelen die ontstaan uit de benutting van de natuurlijke hulpbronnen die voorkomen in hun gebieden. En dan komen we terug op Pikin Saron en Maripaston: voor alle bomen die in hun gebieden worden gerooid behoren de inheemsen een billijke compensatie te krijgen, geen symbolische kruimels. Ondernemers die in deze gebieden actief zijn hadden, als ze rechtvaardige ondernemers waren met een geweten, allang tot dit knagend gevoel van een behoefte om te compenseren moeten komen.
Wij vinden dit gedeelte van de benefit sharing als een van de meest cruciale delen van de wet die zeker in de wet gehandhaafd moet blijven. En dan moet bepaald worden wat billijk en eerlijk is.