Geen goede situatie werker zonder omslag in de economie

In het kader van de Dag van de Arbeid zijn er door met name de politieke partijen verklaringen gepubliceerd. Het moet gezegd worden, dat deze 1 mei wederom onder zeer zware tijden worden herdacht. De wrokoman is in Suriname over het algemeen de loontrekker. Dat is een persoon die in loondienst is bij een private persoon of bij de lanti. Alle twee groepen van loontrekkers maken heel moeilijke tijden mee. In Suriname hebben we meer wel dan niet sprake van een geldontwaarding. We kennen korte periodes van stabiliteit die nooit meer dan 6-7 jaren duren. Deze korte periodes komen steeds na periode van 10-15 jaar van instabiliteit en onvoorspelbaarheid in de economie.

De economie van Suriname is in handen van een aantal zwaar dominante groepen: de handel, de importsector (van consumptie- en productiegoederen) en de bezitters van behoorlijke sommen valuta (dollars en euro’s). De laatste groep bestaat uit een aantal privépersonen die soms wel en soms niet via cambio’s opereren en de commerciële banken van Suriname. Deze groep heeft grip op aanverwante gecorrumpeerde groepen binnen de publieke sector zoals de douane, de belastingen, de vergunning- en vrijstelling-verlenende instanties en een kern rondom de hoogste executieve autoriteiten. Deze groep heeft ook een sterke politieke lobby, linksom en rechtsom, en dus ook grip op DNA-leden en andere politici. De richting van de economie wordt door deze dominante groepen bepaald. Zij bepalen dus of we een import- of exporteconomie worden, een productie- of consumptie-economie, een duurzame groene of een vervuilende economie. Die bepaling geschiedt dan op basis van hun belangen. Importeren is altijd voordeliger voor hun dan doen aan productie en importvervanging. Een goed voorbeeld daarvan is de veevoerindustrie in Suriname. 

Doordat de machtsverhoudingen zo liggen, is de Surinaamse munt ‘most of the time’ bezig met een ontwaarding. Het gevolg daarvan is dat de wrokoman, de loontrekker, steeds ontevreden is en een achterhaalde strijd aan het vechten is. Hun loon is meestal achterhaald. Dat heeft dan impact op de kwaliteit van zijn woon- en leefomstandigheden en dat van zijn gezin. Komt nog bij kijken, dat er in Suriname nog helemaal geen algemene cultuur van productiviteit heerst in noch de publieke noch de private sector. Dat betekent, dat al zou de omslag in de economie plaatsvinden, er toch nog tekorten zouden ontstaan omdat we de volle potentie niet gebruiken, maar wel op een hoger niveau bijvoorbeeld sociale zekerheden en overheidsvoorzieningen willen hebben. 

Wat er dus voor een goede positie van de werkenden in Suriname moet plaatsvinden is tweeledig. Ten eerste, dat de omslag plaatsvindt waarbij de politiek de grip legt in handen van producenten van goederen en diensten, van exporteurs en van productie- en ontwikkelingsbanken en –fondsen. Ten tweede moet in de productiesectoren een cultuur van productiviteit ontstaan, en daarvan wordt de basis gelegd in het onderwijs van een nieuwe generatie. De generatie tot de middelbare school kan nog aangestoken worden met het virus van de productiviteit, onder andere de arbeidsproductiviteit. Waarvoor de vakbonden in Suriname moeten opkomen is niet alleen de loonsverhoging. Men moet niet alleen gaan staken omdat de lonen niet genoeg zijn. Wanneer de basiselementen van de economie niet deugen, het fundament bestaat uit drijfzand, zal er geen goede basis worden gelegd voor een sterke economie. 

Zonder een sterke economie is het onmogelijk voor de werkers om goede leef- en werkomstandigheden te hebben. We missen de vakbeweging nog te weinig in het fundamentele debat om de omslag te forceren in de economie. Men zegt te vaak: ‘ik wil geld en de rest interesseert me niet, dat is jouw koppijn’, en dat is een verkeerde instelling. De vakbeweging is geen partner in de omvorming van de economie. 

Maar wanneer we het hebben over de vakbeweging, dan hebben we het meestal over pressie en druk. Die pressie en druk hoeft niet altijd aanwezig te zijn, het is onmogelijk dat altijd toegepast te hebben. Betekent dat voor de omvorming van de economie, wat internationaal bekend is als de ‘just transition’ (de sociaal rechtvaardige ombuiging van de economie) er sprake moet zijn van een bepaald soort leiderschap. Dat is het soort leiderschap dat geen moeite heeft om de volgende verkiezing misschien te verliezen. Het is het leiderschap dat een erfenis wil achterlaten. Het is heel moeilijk om deze change leider te zijn als persoonlijke vriendschappen en intieme banden een belangrijke rol in de ambtsvervulling vervullen. 

Er zijn in de wereld voorbeelden van landen, ook in Afrika en Azië, waar landen van derdewereldlanden ontwikkelingslanden zijn geworden en daarna ontwikkelde landen. Suriname heeft de potentie, maar niet de bevolking om dat te doen. De beroepsbevolking in Suriname is laaggeschoold, heeft een achterhaalde arbeidsethos en te kleinschalig afgezet tegen de productiemiddelen waarover de Staat de beschikking heeft. Suriname zal voor de volle ontwikkeling een gastarbeidersprogramma moeten ontwikkelen. 

De focus moet zijn op de ontwikkeling van de waardetoevoeging en dus het ontwikkelen van een aantal waardeketens (value chains). Suriname heeft het voordeel, dat er in de diplomatieke vriendschappelijke kringen er een overvloed van vrienden is die Suriname technisch kunnen bijstaan. Suriname moet voor deze omslag in de economie wel realistisch zijn. De omslag moet van en door Surinamers zijn. Dat zijn personen met een Surinaamse nationaliteit die hier wonen en werken en geboren en getogen zijn. De partners moeten we in zakelijke kringen zoeken: binnen de regeringen en diensten van de landen waarmee we goede vriendschapsbanden hebben, zeker niet beperkt tot Nederland. Deze partners moeten we betrekken via en in verband met de relatie die we hebben met de VN en haar specialistische programma’s, organisaties en agentschappen. De partners moeten niet gezocht worden in de kringen van onze familie en vrienden in Holland, want die wil, capaciteit en mogelijkheid hebben ze niet. Bij deze 1 mei zeggen we dat de Surinaamse wrokoman altijd een achterstand zal hebben zolang die economie niet gezond wordt gemaakt. 

Het is mogelijk die economie gezond te maken als er goede leiders zijn die niet achter het volk aanlopen maar het volk leiden. Dat is moeilijker in Suriname omdat een heel groot deel nauwelijks geschoold is.   

error: Kopiëren mag niet!