Tijdens de meest recente debatten over de oorzaken van de huidige koersontwikkelingen is men van alle kanten het erover eens, dat verhoging van de productie en daarmee verhoging van de verdiencapaciteit van het land de oplossing is. De roep om productie stimulering is alom. De algemene kritiek op het regeringsbeleid is, dat het niet genoeg of nauwelijks maatregelen en of voorzieningen treft om de productie te stimuleren.
NPS-parlementariër Patricia Etnel zei onlangs tijdens de debatten in het parlement, dat in de productie fondsen zoals het Produktie Krediet Fonds (PKF) en het Nationaal Ontwikkelingsfonds Agribusiness (NOVA) slechts enkele miljoenen zijn gestopt, terwijl aan rentelasten bij de TD-veilingen miljarden zijn uitbetaald aan banken.
In reactie op de kamerbrede oproep van het parlement hierover zei minister Stanley Raghoebarsing van Financiën, dat het helemaal waar is dat de sleutel voor de huidige financieel-economische crisis productieverhoging is. Daarbij lichtte hij een tipje van de sluier op uit de discussies over dit vraagstuk met het Internationaal Monetair Fonds, IMF..
IMF niet enthousiast
De regering zou namelijk aan het IMF het idee of voorstel hebben voorgelegd om een deel van de kasreserves te gebruiken om in stimulering van de productie te stoppen. Kasreserves zijn een deel van de SRD- tegoeden die algemene banken verplicht zijn renteloos op een speciale rekening bij de Centrale Bank van Suriname, CBvS, aan te houden.
Het huidige percentage van de kasreserveregeling is gesteld op 35%. Het idee bij de regering is om de kasreservepercentage met 5% te verlagen, en dat verschil te stoppen in de productiesector. Het IMF blijkt niet enthousiast te zijn over dit voorstel. Het voert aan, dat de economie van het land thans nog in de stabilisatiefase is, en dat het beschikbaar stellen van geld ten behoeve van productie stimulering meer geld in omloop zal brengen, met als gevolg stijging van de wisselkoers. Ook vraagt het IMF zich af of het de CBvS is die dit voorstel zou moeten uitvoeren.
Het idee of voorstel van de regering is gebaseerd op ervaringen opgedaan tijdens de eerdere crises in het land in de 80’er en 90’er jaren eind vorige eeuw. Toen waren er personen uit de private sector die bereid waren om temidden van de toen heersende crisis de productie op te pakken. Raghoebarsing verwees onder meer naar de agrarische sector,met name in de rijstbouw.
“Bumper” tegen crisis
Volgens de Financiën-minister gaat het in tegenstelling tot de positie van het IMF niet zozeer erom, dat er meer geld in de economie zal terechtkomen, maar om het feit dat ondernemers en boeren een “bumper” hebben om de crisis te boven te komen. Behalve productieverhoging gaat het ook om het creëren van arbeidsplaatsen. Dit heet ontwikkeling in de reële economie. Met stabiliteit alleen kom je er niet om de economie te ontwikkelen, aldus Raghoebarsing.
De IMF technici schijnen het idee van het gedeeltelijk inzetten van de kasreserves voor de productie in specifiek de Surinaamse situatie niet te begrijpen. De regering zal het ze blijven uitleggen, “maar met of zonder het IMF zal naar andere mogelijkheden worden uitgekeken om geldmiddelen beschikbaar te stellen voor productie stimulering”, zegt de Financiën-minister.
Op dit moment zijn er drie fondsen operationeel om de produktie op te voeren, namelijk: het Produktie Krediet Fonds (PKF), het Nationaal Ontwikkelingsfond Agribusiness (NOFA), en het Fonds Technische Bijstand Particuliere sector (FTBP).
Het PKF wordt deze maand formeel gelanceerd. Het PKF heeft de beschikking over SRD 100 miljoen om uit te zetten. Het NOFA-fonds verstrekt reeds enige tijd kredieten voor de agrarische sector. In dit fonds is een bedrag van circa SRD 100 miljoen beschikbaar.
Het FTBP is begin vorig jaar weer in werking gesteld. Hieruit kunnen lokale ondernemers tegen gunstige voorwaarden leningen krijgen voor de voorbereiding van hun investeringen. Dat kunnen onder meer zijn, de uitvoering van pilotstudies, marketingplannen, trainingen en certificeringen.
Dogma’s en theorieën van IMF
Het relaas van minister Raghoebarsing over de positie van het IMF over het beschikbaar stellen van fondsen voor productie stimulering bevestigt wederom de vaste dogma’s en theorieën waar het IMF zich aan vasthoudt, en die in een kleine economie als die van Suriname met haar specifieke kenmerken, niet altijd van toepassing zijn. Dat het daarbij, ondanks erop te zijn gewezen, inschattingsfouten maakt zoals met de werking van de TD-veilingen, is daarvan een bewijs.
De verwachting van het IMF was dat het vrije marktmechanisme bij de totstandkoming van de TD-rentepercentages haar werking zou doen, hetgeen niet het geval is geweest, althans tot voor enkele maanden geleden.
Het IMF heeft zich ook vergist met de aanname dat de TD-rentepercentages door zouden werken in de rentetarieven van de banken. Het IMF wilde niet onder ogen zien dat Suriname een nog niet goed ontwikkelde financiële markt heeft.
Indien de rente transmissie zou hebben gewerkt zou men hun geld naar de banken brengen om te beleggen tegen voordelige rente, in plaats van te vluchten in vreemde valuta zoals nu het geval is. De opwaartse druk op de wisselkoers wordt daardoor alleen maar vergroot.
Inschattingsfouten van het IMF in het Surinaams geval hebben enorme gevolgen voor de samenleving. Die euvel mag het IMF wel gemaakt worden.
SS