In de strafzaak tegen Ibrahim S., die ervan wordt beschuldigd 571 gram cocaïne in bezit te hebben gehad, heeft zijn advocaat Chandra Algoe het verweer opgeworpen, dat het bewijs in deze zaak onrechtmatig is verkregen.
De Officier van Justitie achtte het feit bewezen en eiste een straf van 10 maanden waarvan 4 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en gevangenhouding van de verdachte en onttrekking van de drugs aan het verkeer.
Uit het onderzoek blijkt, dat de politie op 22 januari een inval deed op het adres alwaar Ibrahim zich in de woning bevond samen met zijn ex-zwager. De politie stelt dat zij doende was met invallen bij bekende drugshaarden en dat het adres van Ibrahim welbekend staat als een locatie waar drugs wordt verhandeld.
De woning werd omsingeld door de politie, waarna de politie een vrouw in de woning zag en haar sommeerde om de woning open te doen. Zij gaf hierna geen gehoor. Daarna werd Ibrahim gezien in de woonkamer en ook hij werd gesommeerd de woning te openen, echter verzuimde hij dit te doen. Volgens het proces-verbaal werd hij door de politie op de gevolgen van zijn weigering gewezen, waarna hij de woning opendeed. In het proces-verbaal vermeldt de politie dat Ibrahim de woning vrijwillig opendeed.
De advocaat stelde dat dit bijna hilarisch is. “De politie omsingelt de woning en sommeert meermalen om de woning te openen en dan is het plotseling vrijwillig opgedaan?”, vroeg de advocaat. Ook wees zij erop dat er nergens een bevel van binnentreding is in het dossier, noch minder heeft de aanwezige hulpofficier van Justtie ooit een proces-verbaal van de binnentreding opgemaakt. Het aangetroffen bewijs is dan ook volstrekt onrechtmatig verkregen, meende Algoe. Dit vindt vooral ook steun in het feit, dat bij een buurtonderzoek is gebleken, dat niemand dat adres als een drugshaard kent. Algoe stelde dat er dus voorafgaand geen feiten en omstandigheden aanwezig waren om Ibrahim en zijn ex-zwager als verdachten aan te merken en derhalve de woning te betreden. Algoe entameerde dat op zo’n manier een ieders woning zonder grondige reden betreden kan worden, terwijl in het Wetboek van Strafvordering uitdrukkelijk wordt aangegeven wanneer een dergelijke binnentreding legitiem is.
Kantonrechter Maitrie Kuldip Singh vroeg de Officier van Justitie om in repliek vooral antwoord te geven op het opgeworpen verweer en het ontbreken van het proces-verbaal van de hulpofficier. De officier bleef op de vlakte en kon geen reden geven waarom dit proces-verbaal ontbrak.
Op 18 mei doet de rechter uitspraak in deze zaak.