Carlo Jadnanansing
In SJB 2022 nummer 3 heeft mr.dr. Hugo Fernandes Mendes (HFM) een belangwekkend artikel geschreven getiteld: Constitutioneel Hof: Kiesregeling op onderdelen ongrondwettig en strijdig met verdragen.
Op 5-8-2022 deed het Constitutioneel Hof (CHof) zijn tweede uitspraak. De zaak werd voorgelegd door mr. Serena Muntslag-Essed in haar hoedanigheid van advocaat.
Vermeldenswaard is dat elke tot de Surinaamse balie toegelaten advocaat als verzoekgerechtigde een verzoekschrift mag indienen bij het CHof. Met deze bepaling is volgens HFM aan de advocaten een “poortwachterfunctie” gegeven om de integriteit van de G.W. te beschermen.
De vraag aan het Hof was om de artikelen 9 en 24 Kiesregeling te toetsen aan de artikelen 8, 55 en 61 G.W. en aan door Suriname geratificeerde verdragen.
De gewraakte artikelen van de Kiesregeling geven de verdeling van Suriname aan in tien kiesdistricten en de zetelverdeling per district.
Artikel 8 G.W. omschrijft het gelijkheidsbeginsel en artikel 55 G.W. geeft aan dat DNA het volk van Suriname vertegenwoordigt en het hoogste orgaan is van de Staat.
Beslissing CHof
De kernoverweging is als volgt:
De uitkomst van de verkiezingen brengt niet de soevereine wil van het volk tot uitdrukking, waarbij niet elke stem hetzelfde gewicht heeft bij de toekenning van DNA zetels. Volgens het CHof is het verschil in stemgewicht per kiesdistrict niet verenigbaar met artikel 55 G.W. en in strijd met het in artikel 8 G.W. vervatte beginsel van gelijkheid en non-discriminatie.
HFM wijst erop dat strikt genomen het Hof het hierbij had kunnen laten en dus niet hoefde te toetsen aan internationale verdragen.
Artikel 144 lid 3 G.W. geeft immers het Hof de bevoegdheid te concluderen dat van strijdigheid met de G.W. reeds sprake is wanneer een of meer bepalingen van in dit geval de Kiesregeling, in strijd zijn met de G.W.
Desondanks heeft het CHof (ten overvloede) getoetst aan de voor ons land bindende internationale verdragen (IVBPR en AVRM) en geoordeeld dat onze kiesregeling ook strijdig is met genoemde verdragen.
Betekenis beslissing
HFM wijst op de veelgehoorde vraag of de verkiezingen die in 2025 volgens de G.W. moeten plaatsvinden kunnen worden georganiseerd zonder dat de Kiesregeling wordt gewijzigd.
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de volgende overweging:
“Het directe rechtsgevolg dat uit artikel 144 lid 3 Grondwet voortvloeit is dat de wet of gedeelten daarvan conform artikel 128 lid 1 van de wet Constitutioneel Hof onverbindend zijn met ingang van de dag van de beslissing van het Hof. Dit betekent dat de wet of delen daarvan niet meer van toepassing zijn en dus niet meer kunnen worden toegepast en dus geen rechtskracht meer hebben…voor het intreden van dit rechtsgevolg is geen andere rechtshandeling meer vereist”.
Daarnaast geeft het Hof ook een sterke aanwijzing hoe de wetgever moet handelen om te komen tot een gewijzigde Kiesregeling die niet in strijd is met de G.W. Primair moet het “one person one vote” beginsel uitgangspunt zijn van de Kiesregeling. Hierbij moet de wetgever zoveel mogelijk proberen de kiesdistricten een zoveel mogelijke gelijke bevolkingsomvang toe te kennen. Als het verschil in bevolkingsomvang tussen het kleinste en het grootste district niet groter is dan 10% mag de wetgever uitgaan van het vermoeden dat het Kiesstelsel in overeenstemming is met het gelijkheidsbeginsel en de voorgeschreven evenredige samenstelling van DNA. Dit betekent dat de kiesdistricten een min of meer gelijke bevolkingsomvang moeten kennen.
Dat de uitspraak van het CHof serieus genomen wordt blijkt o.a. hieruit dat de President een commissie benoemd heeft o.l.v. mr. H. Lim-A-Po sr. om hem te adviseren over de uitspraak van het Hof. De commissie heeft inmiddels reeds een advies uitgebracht maar heeft de opdracht gekregen ook een nieuwe concept Kiesregeling te maken, welke naar verwachting vóór het midden van dit jaar gereed zal zijn.
Toekomst CHof
HFM merkt op dat in de korte tijd van zijn bestaan het Hof reeds een gezaghebbende plek verworven heeft als nieuw orgaan in de relatie tot de gewone rechtspraak en de gewone wetgever. Hij heeft er al eerder voor gepleit het Hof te erkennen als een onafhankelijk orgaan dat belast is met constitutionele rechtspraak. Dit laatste om de integriteit van de onafhankelijke functie van het Hof te waarborgen.
Thans wordt het Hof door de President benoemd voor een periode van vijf jaar met de mogelijkheid van herbenoeming voor ten hoogste eenzelfde periode.
Volgens deze regeling is de kans groot dat de samenstelling van het Hof na elke verkiezing ingrijpend kan veranderen door de benoeming van partijloyalisten in het Hof met het doel te verzekeren dat het Hof niet langer onwelgevallige uitspraken doet in de ogen van politieke partijen.
Indien de status van het Hof veranderd wordt in die van een rechterlijk college geeft het daarnaast ook een betere positie om middelen te verwerven voor het beter in staat stellen zijn werk te doen. Dit is volgens HFM nodig omdat verwacht mag worden dat meerdere wetten ter toetsing zullen worden voorgelegd. Daarnaast hebben ook individuele burgers de mogelijkheid het Hof te adiëren voor toetsing van overheidsbesluiten die mogelijk in strijd zijn met de grondrechten.
Paramaribo, 21 maart 2023.