Minister Albert Ramdin van Buitenlandse Zaken, International Business en Internationale Samenwerking (BIBIS) heeft dinsdag 21 maart de Speciaal Gezant Slavernijverleden, Frédérique de Man, ontvangen voor een kennismakingsgesprek op het ministerie. Het bezoek van de Speciaal Gezant vindt plaats in navolging van de excuses die minister-president Mark Rutte van Nederland op 19 december 2022 aanbood aan alle nazaten van tot slaaf gemaakten.
De Surinaamse delegatie bestond verder uit minister Kenneth Amoksi van Justitie en Politie (JusPol), minister Bronto Somohardjo van Binnenlandse Zaken (BiZa), directeur Mavrick Boejoekoe van Regionale Ontwikkeling en Sport (ROS) en diverse functionarissen van het ministerie van BIBIS. De speciaal gezant was vergezeld van Sonja Kuip en Reint Vogelaar van de Nederlandse ambassade.
Minister Ramdin hield kort de afspraken voor die gemaakt waren tijdens het vorig bezoek aan president Santokhi door premier Rutte. Eveneens gaf de bewindsman mee, dat de president begin januari had aangegeven de discussie over dit onderwerp breder te willen trekken en wel rekening houdende met de volgende vier fases: 1. Periode voor de slavernij, 2. Periode van de slavernij, 3. Periode na de slavernij, in het bijzonder contractarbeid van 1873-1936, 4. Periode na 1936, het politiek proces van koloniaal verleden naar Statuut en verder.
De minister benadrukte dat Suriname een divers land is met een hoge mate van tolerantie. “Dit willen wij graag zo houden. Daarom is het belangrijk dit proces op de juiste manier te begeleiden. Wij hebben een cluster van ministers die de verantwoordelijkheid draagt en waarvan de ministeries betrokkenheid hebben bij dit onderwerp. Vandaaruit komt er technische ondersteuning, terwijl voor de praktische uitvoering een Nationale Coördinator zal worden aangewezen”, voegde minister Ramdin toe.
De Speciaal Gezant gaf aan niet onbekend te zijn met de materie en op de hoogte te zijn gehouden door collega’s van de ambassade. Zij benadrukte het statement gemaakt door minister-president Rutte dat het ‘geen punt, maar een komma’ betrof in het proces. Haar bezoek moest worden gezien in het licht van het dienen als voortrekker van de dialoog van Nederlandse zijde en de wens een inventaris te willen plegen op welke wijze een bijdrage kan worden geleverd door alle maatschappelijke groepen te horen.
In navolging van de uitleg van De Man gaf minister Ramdin aan blij te zijn dat met de bevestiging van het aspect dat de slavernij in Suriname had plaatsgevonden. “De excuses moeten daarom hier plaatsvinden”, onderstreepte de minister.