Het is een positieve zaak dat de dc van Paramaribo de personen die hebben opgeroepen tot een protestactie op vrijdag 24 maart, heeft opgeroepen voor een gesprek. We hebben eerder hier aangegeven, dat volgens de politiestrafwet het verplicht is voor de organisatoren van openbare demonstraties om een vergunning te hebben van de dc. De wet komt uit de koloniale periode na zwarte dinsdag, toen in de jaren ’30 van de crisis een menigte naar Paramaribo toog om de vrijlating te eisen van de activist Anton de Kom. Daarbij vielen er doden vanwege het optreden van de politie. Op 7 februari 1933 gaf procureur-generaal Frans van Haaren het bevel te schieten op een menigte die voor de vrijlating van De Kom gekomen was. Er vielen twee doden en tientallen gewonden. Het Historisch Nieuwsblad uit Nederland schreef overigens recent in november 2017, dat Anton de Kom Lange avonden spendeerde in de Koninklijke Bibliotheek, waar hij materiaal verzamelde voor het schrijven van een boek dat de Surinamers hun eigenwaarde zou moeten teruggeven. Twee jaar voor De Koms arrestatie, in 1931, was Suriname al opgeschrikt door hongerrellen van werklozen. Deze waren ontaard in een gewelddadige confrontatie met de politie.
Een stukje geschiedenis uit de tijd is dat in die periode Surinamers in het land aanwezig waren die hadden gewerkt bij de olieraffinaderij op Curaçao. Die hadden inspiratie opgedaan bij Caribische activisten. Heldhaftige verhalen spraken tot de verbeelding, zoals die van de slaven van Haïti, die rond 1800 de Franse kolonisatoren van het eiland hadden verjaagd. Toen de arbeiders tijdens de economische crisis van 1929 naar Suriname terugkeerden, namen ze deze verhalen van het opkomen voor je rechten mee. In het artikel van het Historisch Nieuwsblad dat Van Haaren in zijn memoires opschreef dat ‘een enorme opruierij reeds had plaatsgevonden. Hij schreef: “de creolen ….. bleven aanvankelijk op de achtergrond, maar de Javanen en de Brits-Indiërs [Hindoestanen] kwamen in duizendtallen van alle plantages, tot meer dan zestig kilometer van de stad gelegen naar de stad opdringen; terwijl de Bosnegers en de Indianen vanuit de verste hoeken van het land in beweging werden gebracht’. Uiteindelijke leidde dit tot zwarte dinsdag en de invoering van de vergunningsplicht voor openbare betogingen. Volgens de pg hadden op 1 februari plunderingen plaatsgevonden door de ontevreden menigte van creolen, javanen en hindoestanen. Dat brengt ons weer dan terug naar het heden en wel 17 februari. Met vereende krachten ‘veegden’ de civiele en militaire machten vervolgens het plein ‘schoon’ op 7 februari 1933. Rond de 30 gewonden bleven liggen, en twee doden – een Hindoestaanse en een Brits-Guyanese arbeider. Een dag erna vond er een feest plaats, op kosten van het gouvernement. Politieagenten hielden, in de woorden van De Kom, een ‘vrolijke bierfuif’, op de goede afloop.
De Kom bleef nog drie maanden vastzitten, zonder enig bewijs dat hij daadwerkelijk het gezag omver had willen werpen. De gouverneur Bram Rutgers meende later dat de gevangenisstraf sowieso niet afdoende had gewerkt, en oordeelde dat het schieten op de mensenmenigte uiteindelijk toch een beter effect had gesorteerd. Ook Van Haaren was die mening toegedaan.
Om dit soort bloederige taferelen van zwarte dinsdag te voorkomen werd de politiestrafwet aangepast voor openbare betogingen. Er is sindsdien voor openbare betogingen een vergunning nodig van de dc of de plaatselijke commissaris van politie. Tijdens de vorige regering heeft de regering en de dc van Paramaribo in het bijzonder erop gestaan dat de vergunning werd aangevraagd. Over het algemeen werd de vergunning wel verleend, de regering vond dat fatsoenlijk vanuit de Grondwet bekeken. Maar toen het behoorlijk bestuur voor de vorige regering lastig werd en de regering zichzelf in de vingers begon te snijden, werd een foefje uitgevoerd: het plein werd onbruikbaar gemaakt onder het mom van een rehabilitatie en lag vol met hoopjes opvulzand. Dat had kennelijk wel invloed op de lust van het ‘moe’ geworden volk. En dan even het gedeelte van de traangas. We hebben recent in Nederland ook vaker heftige protestacties gehad. Toen zijn waterkanonnen ingezet en werd ook traangas ingezet.
Hoe heftig het op 24 maart zal worden, valt wel te voorspellen voor de geheime en inlichtingendiensten, maar niet voor de gewone civil society. We zien wel dat het oproepen tot plunderingen, daags na 17 februari openlijk is voortgezet, ook vanuit Nederland en ook veel door Surinaamse vrouwen op social media. We zien dat die intensiteit enigszins is gaan liggen, maar het kan in de komende dagen weer gaan broeien. Politici zijn na 17 februari gewoon doorgegaan met het vieren van feest, onder andere de vp van Suriname bijgestaan door meneer Somo van de PL. Die politici hebben totaal geen acht geslagen op de signalen van 17 februari omdat zij in de overtuiging leven dat gelet op de samenstelling van de gewelddadige menigte, men niets tegen hen heeft, maar dat alles gericht was op de president. En dat is wel een grote vergissing.
In elk geval wordt het niet gemakkelijk voor de dc en de organisatoren samen met de politie om de boel in goede banen te leiden. Dat komt omdat de organisatoren niet over de middelen beschikken om enige grip te hebben op criminelen en vandalen die zich in de zaak zullen mengen. Het is namelijk gebleken dat wanneer het erop aankomt, de politie niet weet op te treden en dat men criminelen toch zijn gang laat gaan. Het kan op 24 maart gaan verkeren en het kan een zeer gevaarlijke situatie worden.