De behandeling van de strafzaak in hoger beroep tegen de verdachte G. Hoefdraad is maandag 20 februari gestart, zo bericht het Openbaar Ministerie woensdag 1 maart.
De kamer van rechters bestond in deze strafzaak uit vijf rechters, omdat de verdachte een politieke ambtsdrager is geweest. De kamerpresident was mr. A. Charan en de leden waren mr. S. Punwasi, mr. D. Nanhoe, mr. R. Elgin en mr. J. Kasdipowidjojo. De verdachte was niet aanwezig op de zitting.
De waarnemend procureur-generaal mr. G. Paragsingh vroeg aan het Hof om de zaak niet in behandeling te nemen en de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren omdat de verdachte volgens het Wetboek van Strafvordering geen recht heeft op hoger beroep. Zij voerde voorts aan, dat de verdachte niet voor de rechter verschijnt en zich onvindbaar maakt.
De raadsman van de verdachte, mr. M. Dubois, heeft op hetgeen de waarnemend procureur-generaal naar voren heeft gebracht gereageerd. Daarbij verwees hij naar het tussenvonnis in de hoger beroep strafzaak van de verdachte R. Oedit die onder vergelijkbare omstandigheden wel toegang heeft gekregen tot hoger beroep. Ook verwees hij naar een door hem ingediende zaak die bij het Constitutioneel Hof ligt voor toetsing. Volgens mr. Dubois is het verschijnen van de verdachte in de rechtszaal een recht en geen plicht.
De vervolgbehandeling vindt 20 maart plaats. Op die dag komt de waarnemend procureur-generaal weer aan het woord in verband met haar verzoek om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren. Daarna zal eventueel ook de raadsman weer het woord voeren.