De dag van 22 februari gaat ongemerkt voorbij in het land van de onnozele zielen, maar het is wel onvoorstelbaar. Hoe is het mogelijk, dat een man die Suriname in- en uitademde en zijn liefde voor alles wat Suriname was, door dezelfde Surinamers wordt vergeten en verwaarloosd? Verlichte zielen hebben ooit het idee gehad om de Universiteit van Suriname te vernoemen naar Anton de Kom en we moeten de dames en heren die daarvoor verantwoordelijk zijn, zeker ook eren. Alleen als je genoeg liefde voor Suriname hebt, zal je in staat zijn om de liefde die Anton de Kom voor Suriname had, te herkennen en te begrijpen.
Anton de Kom was bezeten en geobsedeerd door Suriname. Hij was begaan met het lot van Suriname en hij schreef het van zich af in ‘Wij slaven van Suriname’. Dit boek is Surinaams cultureel erfgoed van de hoogste orde. Het boek is naar het schijnt tot ergernis en spijt van Anton de Kom zelf gecensureerd te zijn door Hollandse uitgevers die zeer waarschijnlijk de scherpe randjes, het totaal afwijzen van onderdrukking, slavernij en dwangarbeid en een afwijzing van Holland in Suriname, hebben verzacht en weggesneden. Het boek zat zo vol met substantie, dat het nog steeds, na zoveel decennia, confronterend is voor de gemiddelde Nederland, zodanig dat hij er zich ongemakkelijk bij voelt. Dat hebben wij gemerkt bij een podcast die namens de NPO is gemaakt over het leven van Anton de Kom. Men heeft aanvankelijk passages uit het boek willen gebruiken, maar een autochtone Hollander begon ervan te zweten. Ook hij heeft zitten censureren want het boek is origineel Surinaams zonder rekening te houden met Nederlandse sentimenten. In elk geval moeten we de Surinamers die onze universiteit naar De Kom hebben vernoemd dankbaar zijn.
De universiteit van Suriname moet niet alleen wetenschappers en academici leveren, neen, de universiteit moet vooral bevlogen Surinamers afleveren. Surinamers die vooral besmet zijn met de liefde voor Suriname, zodat zij hun kennis steeds direct koppelen aan de Surinaamse problematiek. De universiteit moet kleine Anton de Koms afleveren, een besef dat nog onvoldoende binnen de universiteit maar ook daarbuiten aanwezig is. ‘Wij slaven van Suriname’ moet door de regering van Suriname apart gedecoreerd worden, het moet verplichte leerstof zijn op de lagere school en de voj. Suriname heeft enorme ontwikkelingsachterstanden en daarom op vele gebieden niet te vergelijken met bijvoorbeeld Nederland.
In dit land kan men het zich permitteren om sceptisch te staan tegenover zaken als vaderlandsliefde. In de ontwikkelingsfase waarin Suriname zit, hebben we juist generaties nodig die gelijkgestemd zijn en gebonden zijn door 1 ding: de liefde voor Suriname, de droom om een mooi en welvarend Suriname te zien. Het boek van Anton de Kom, die opkwam voor de kansarmen, is zeer relevant, nog steeds.
We hebben op 17 februari gezien dat in Suriname waarschijnlijk de interne ongelijkheid is toegenomen. Het kan dat in de afgelopen jaren, door een bepaald overheidsbeleid, de positie van bepaalde bevolkingsgroepen die al decennia met achterstanden zitten, is verslechterd. In Suriname schijnt wat we noemen een ‘zelfkant’ van de samenleving te zijn ontstaan. Dat is de groep die niet meer onder de werking is van de sociale mobiliteit. Dat is een groep die niet stijgt op de maatschappelijke ladder, omdat ze niet op maar naast de ladder staan …en blijven. We zien in Suriname dat er zogenaamde getto’s waren en getto’s zijn gebleven, ondanks decennia van inspanningen van binnen en buiten. De groep aan de zelfkant van de samenleving die heeft niets te verliezen, ze hebben niets. En deze groepen kunnen de interne veiligheid van een land flink in gevaar brengen.
Maar, het is een aanfluiting voor het landsbestuur als de interne ongelijkheid niet alleen toeneemt, maar groepen uit de sociale stratificatie duwt. Anton de Kom zijn gedachtegoed van bevrijding is daarom relevant. We moeten 22 februari uitroepen tot Anton De Kom Dag en op deze dag flink activiteiten ontplooien gericht op de ‘dekolonisatie van de Surinaamse geest’.
Cornelis Gerhard Anton de Kom werd op 22 februari 1898 in Suriname geboren. De Kom werd geboren aan de Pontewerfstraat (later naar hem genoemd als de Anton de Komstraat) als zoon van de boer Adolf Damon de Kom en Judith Jacoba Dulder. Zijn vader was nog geboren in slavernij op plantage Molhoop. Zijn moeder kwam uit een familie die in 1841 werd vrijgekocht en had een winkel. De Kom volgde de lagere school en de Mulo, en haalde het diploma boekhouden. Hij werkte bij de Balata Compagnieën Suriname en Guyana. Op 29 juli 1920 nam hij ontslag en verhuisde naar Haïti, waar hij ging werken bij de Societé Commerciale Hollandaise Transatlantique. In 1921 vertrok hij naar Nederland. Hij deed een jaar vrijwillig dienst bij de Huzaren. In 1922 ging hij bij een adviesbureau in Den Haag werken. Daar werd hij een jaar later wegens een reorganisatie ontslagen, waarna hij vertegenwoordiger in koffie, thee en tabak werd voor de Haagse koffiebranderij Reuser en Smulders. Hier leerde hij Petronella (Nel) Borsboom kennen, zijn latere echtgenote.
Naast zijn werk was hij in tal van linkse organisaties actief, onder meer bij nationalistische organisaties van Indische studenten en bij Links Richten. De Kom vertrok op 20 december 1932 met zijn gezin naar Suriname, waar hij op 4 januari 1933 aankwam. Vanaf dat moment werd hij door het koloniale gezag scherp in de gaten gehouden. Hij vestigde een adviesbureau op het erf van het huis van zijn ouders. Op 1 februari werd hij gearresteerd terwijl hij met een grote groep aanhangers op weg was naar gouverneur A.A.L. Rutgers. Op 10 mei werd De Kom op een schip naar Nederland gezet. Hij vond in Nederland geen regulier werk en schreef verder aan zijn boek “Wij slaven van Suriname” dat in 1934 in gecensureerde vorm verscheen. Voor de oorlog hield hij op communistische bijeenkomsten lezingen over het kolonialisme. Na de Duitse inval in 1940, sloot De Kom zich aan bij het communistisch georiënteerde Nederlands verzet. Op 7 augustus 1944 werd hij gearresteerd voor de deur van zijn woning aan de Johannes Camphuysstraat 296 in het Haagse Bezuidenhout. Hij werd gevangengezet in de gevangenis van Scheveningen (Oranjehotel), en werd diezelfde maand overgeplaatst naar Kamp Vught. Begin september 1944 kwam hij in Sachsenhausen terecht, waar hij moest werken voor de Heinkel vliegtuigfabriek. De Kom overleed op 24 april 1945 aan tuberculose in Kamp Sandbostel bij Bremervörde, een zogeheten buitenkamp van concentratiekamp Neuengamme. Hij werd begraven in een massagraf.
In 1960 werden zijn stoffelijke resten gevonden en overgebracht naar Nederland. Ze zijn bijgezet op de erebegraafplaats te Loenen. Postuum werd hem in 1982 het Verzetsherdenkingskruis toegekend. Op 22 juni 2020 werd de persoon Anton de Kom toegevoegd aan de Canon van Nederland, een overzicht van onderwerpen die iedere Nederlander over de Nederlandse geschiedenis zou moeten weten. In het kader daarvan schilderde Hedy Tjin de Muurschildering Anton de Kom aan het Anton de Komplein in Amsterdam.