Onderwijs-minister Marie Levens is gisteren, donderdag 23 februari, tijdens de begrotingsbehandeling in de Nationale Assemblee ingegaan op diverse gestelde vragen door Assembleeleden.
Ten eerste gaf de minister aan, dat er momenteel 8 scholen in Brokopondo zijn opgeleverd. Naar haar zeggen zijn er landelijk ongeveer 40 scholen gerenoveerd en 100 toiletten, en zijn er 39 praktijkscholen bijgebouwd. Ook in Brokopondo is een praktijkschool geopend, met de meest moderne geavanceerde machines voor de kinderen van het beroepsonderwijs, zegt Levens.
Ministerie goed voorbereid op nieuw onderwijssysteem
Aan de minister was de vraag gesteld wat er zal gebeuren met het nieuw onderwijssysteem als zij vertrekt. Hierop zei zij allereerst, dat het niet juist is om te zeggen dat het nieuw onderwijssysteem tegen de muur dreigt te slaan, omdat zij zich vrij goed hebben voorbereid op dat nieuw systeem. Zij liet aan de hand van een schema zien, dat wanneer 11.500 kinderen de lagere school binnenkomen en van start gaan, er aan het eind maar 2.300 kinderen zijn die naar de middelbare school gaan en verder kunnen studeren.
“Dat betekent dan dat je 9.000 van die 11.000, niet hebt kunnen vasthouden om een middelbaar niveau te halen. Wat wij doen, is proberen niet eens het middelbaar niveau te halen, maar we willen niet 25% al kwijt zijn, voordat ze in de tweede klas van de MULO zijn. Daarom hebben we leerjaar 9 en 10 geïntroduceerd. 5.000 van de 11.000 kinderen bereiken de MULO niet eens en dat is een ramp voor dit land. En als 2.300 kinderen naar het tertiair onderwijs gaan, dan weet je nog niet hoeveel op de universiteit en hogere beroepsopleidingen uitvallen. We gaan dus uitzoeken hoeveel van ze hun diploma aan het eind halen.”
Volledig nieuw curriculum voor lagere school
Volgens de minister is het goed om na te gaan waar het precies fout is gegaan. Daarvoor zijn er gap-analyses en planningen gemaakt. Voor leerjaar 1 tot en met 10 zijn er 3 gap-analyses gemaakt. Hierdoor komt men erachter waar de problemen precies zijn. Volgens Levens moest het oud curriculum aangepast worden. Voor de lagere school is een volledig nieuw curriculum ontwikkeld. In deze week start het ministerie met een 5-jaren programma om een curriculum voor het secundair onderwijs te ontwikkelen. “Ook daar zullen we werken met de universiteit en de lerarenopleiding”, zegt Levens.
De rol van verschillende instanties in het onderwijs
Levens zei ook, dat het meest belangrijke de Ontwikkelingsdienst op het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur is, als het gaat om curriculumontwikkeling. Ook het Examenbureau heeft volgens haar een belangrijke rol. Er is een nieuwe vorm van examen opgesteld, geeft zij aan. In de 4e en 6e klas worden er peilingstoetsen gedaan om te zien waar de gaps en problemen zijn en wordt er naar toe gewerkt om die op te lossen. Vervolgens worden ook peilingtoetsen gehouden in leerjaar 9 en 10. Volgens Levens is uit het hoofd leren niet meer goed in deze tijd. Het gaat meer om begrijpen wat je doet, stelt zij. Vervolgens gaf zij aan dat leerkrachten bij Cenasu continu worden getraind en dat er geëvalueerd wordt als het systeem werkt.
De school op z’n minst 10 jaren bezoeken
Levens zei verder, dat het belangrijk is dat men op z’n minst de school voor 10 jaren bezoekt, zodat men de basisdingen leert zoals rekenen en Nederlands. Zoals de minister eerder had aangegeven, wil het ministerie niet een groot aantal kinderen kwijtraken voordat die de middelbare school hebben bereikt. Zij stelde, dat kinderen die de leeftijd van 15 jaar hebben bereikt, niet langer vastgehouden mogen worden op de lagere school, maar dat de weg voor beroepsonderwijs voor ze open gegooid moet worden als ze ‘ready’ daarvoor zijn. Naast het onder de knie hebben van de basisvakken zei de minister dat “analyseren en begrijpen wat je doet” ook heel belangrijk is. Dit zodat leerlingen bij 13, 14 jaar in staat zijn het juiste beroep te kiezen.
SK
